INSTELLINGEN VOOR GELUID
Voer de Menumodus in en open Menu 624.
■ Ontvangstpieptoon <RX BEEP>
Deze zendontvanger laat een pieptoon horen telkens
wanneer er een APRS pakket wordt ontvangen.
Selectie
OFF
De APRS pieptoon klinkt niet.
MESSAGE
De pieptonen klinken alleen wanneer er een
ONLY
bericht wordt ontvangen bij uw stationsadres.
De pieptoon klinkt wanneer er een bericht wordt
ontvangen bij uw stationsadres en de door u
MINE
verzonden gegevens worden ontvangen door een
digipeater.
De pieptoon klinkt wanneer er een bericht wordt
ontvangen bij uw stationsadres en de door u
ALL NEW
verzonden gegevens worden ontvangen door een
digipeater.
De pieptoon klinkt wanneer er een bericht wordt
ontvangen bij uw stationsadres en de door u
ALL
verzonden gegevens worden ontvangen door een
digipeater.
■ TX-pieptoon <TX BEEP>
Wanneer een beacon met de informatie van uw stationpositie
(Mijn positie-informatie) anders dan handmatig wordt
verzonden, kunt u selecteren of het een pieptoon moet
uitzenden.
[OFF]: Er klinkt geen pieptoon.
[ON]: Er klinkt een pieptoon wanneer een beacon wordt
verzonden met behulp van de PTT-schakelaar of wanneer
het automatisch wordt verzonden. Wanneer automatisch
antwoordbericht een antwoord verzendt, klinkt er een
pieptoon (morsecode A).
Opmerking: Afhankelijk van het verkeer op het verzendkanaal kan de
verzendpieptoon worden vertraagd bij gebruik van de interne TNC DCD-
zoekfunctie.
■ Speciale beltoon <SPECIAL CALL>
Deze functie laat een speciale beltoon horen wanneer
er gegevens worden ontvangen op het Dit station adres.
Stel de oproeptoon in van de stations waarvan u speciale
opbelmeldingen wilt ontvangen.
■ APRS Stem-aankondiging <APRS VOICE>
Wanneer u een optionele VGS-1 eenheid gebruikt, kunt
u instellen op AAN. Telkens wanneer u een bericht
ontvangt dat aan u geadresseerd is, kan de zendontvanger
het oproepteken van de afzender oplezen. Als het
oorspronkelijke letterteken van het bericht % is, zal de
zendontvanger de volgende letters of cijfers een-voor-een
oplezen.
Bediening
INSTELLEN VAN DE
ONDERBREKINGSAANDUIDINGEN
Voer de Menumodus in en open Menu 625.
■ Aanduidingegebied <DISPLAY AREA>
Selecteert het aanduidingsgebied.
[ENTIRE ALWAYS]: Die empfangenen neuen Daten,
duplizierte Daten und die „Meine Station"-Information werden
über das ganze Display angezeigt. Andere Informationen
werden nur oben im Display angezeigt.
[ENTIRE]: De ontvangen nieuwe data-informatie verschijnt
op het volledige display. Andere Informationen werden nur
oben im Display angezeigt.
[HALF]: De ontvangen nieuwe data-informatie verschijnt op
de linkerhelft van het display. Andere Informationen werden
nur oben im Display angezeigt.
[OFF]: De ontvangen nieuwe data-informatie verschijnt
uitsluitend aan de bovenkant van de display.
Opmerking: Als u een noodbericht of een specifi ek voor uw station verzonden
bericht ontvangt, verschijnt de ontvangen data op het volledige display, zelfs als
de displaymethode op [HALF] staat. Als u een statusbericht ontvangt, wordt
deze op de helft het display weergegeven.
■ Automatische helderheid <AUTO BRIGHTNESS>
Als er hiervoor AAN is gekozen, zal bij ontvangst van een aan
Dit station geadresseerd bericht de schermverlichting worden
ingeschakeld (stap 2).
■ Kleur veranderen <CHANGE COLOR>
Als er hiervoor AAN is gekozen, zal bij ontvangst van
een aan Dit station geadresseerd bericht de kleur van
schermverlichting veranderen.
■ Onderbrekingstijd <INTERRUPT TIME>
Stel de weergaveduur in van een indicatie voor wanneer
nieuwe data wordt ontvangen. Als u "INFINITE" selecteert,
kan de indicatie niet worden geannuleerd.
De onderbrekingstijd kan worden ingesteld op 3, 5, 10
seconden of [INFINITE].
APRS-20