5.10 Snijden
Voor het snijden moet altijd een andere plaats van het snijvlak gebruikt worden dan voor het
trimmen. Verschuif hiervoor het lemmet resp. het mes in de meshouder.
Bij gebruik van de meshouder E met lateraalverschuiving is het voldoende om de meshouder
zijwaarts te verschuiven.
+
5.11 Preparaatwissel resp. onderbreking van het werk
Voor elke manipulatie van het mes en de objectkop alsmede voor elke preparaatwissel
en tijdens werkpauzes dient het handwiel te worden vastgezet en dient de lemmetrand
met de vingerbeschermer te worden afgedekt!
Leica RM2255
• Centreer de handwielgreep.
• Kies met toets TRIM/SECT de snijmodus.
• Stel de gewenste coupedikte in resp. controleer de ingestelde waarde.
• Selecteer, afhankelijk van de geplande actie, met de toets CUT MODE
één van de gemotoriseerde snijmodi CONT, SINGLE of STEP.
Stel de snijsnelheid steeds overeenkomstig de hardheid van het
preparaat in! Selecteer voor harde preparaten altijd een langzame
snelheid.
• Controleer de instelling van de snijsnelheid en stel de gewenste snelheid
in.
• Start de gemotoriseerde snijbeweging.
• Insnijding wegnemen en prepareren.
• Beweeg het preparaat naar de bovenste eindpositie en activeer de
mechanische handwielblokkering.
• Dek de snijkant van het mens met de vingerbescherming af.
• Verwijder het preparaat uit de objectklem en plaats eventueel een nieuw
preparaat.
• Plaats vóór het aansnijden van een nieuw preparaat de objectkop terug
naar de achterste eindpositie.
5.
Bediening
41