Oriënteerbare preparaathouderopname
In de snelspaninrichting van de oriënteerbare preparaathouderopname kunnen alle als
toebehoren verkrijgbare objectklemmen gebruikt (geplaatst) worden.
De objectoriëntatie maakt bij een vastgeklemd
preparaat een eenvoudige positiecorrectie mo-
gelijk van het preparaatoppervlak.
32
29
Aanduiding van de nulstand
Voor een betere aanduiding van de nulstand
heeft de oriëntatie twee rode indicators (32).
Wanneer beide indicators zichtbaar zijn en
tevens beide stelschroeven (30, 31) in nulstand
(vergrendelingspunt, witte markering op " ")
staan, bevindt het preparaat zich in nulstand.
Bij gebruik van de grote standaard-ob-
jectklem (50 x 55 mm) kan de preparaato-
riëntatie van ± 8° in de richting noord-
zuid niet volledig worden benut.
De bruikbare hoek bedraagt hier slechts
ca. ± 4°
Leica RM2255
32
30
31
Afb. 20
De oriënteerbare preparaathouderopname kan
omgeruild worden voor een niet oriënteerbare
opname (optionele accessoire).
Oriëntatie van het preparaat
Het oriënteren van een preparaat mag
niet tijdens de retractiefase plaatsvin-
den!
Voor de volgende insnijding wordt een
transportwaarde ingesteld over de af-
stand van de retractiewaarde PLUS de
ingestelde coupedikte.
Hierbij bestaat het gevaar dat het prepa-
raat en het mes beschadigd raken!
• Beweeg de objectkop naar de bovenste eind-
positie en activeer de handwielblokkering.
• Draai voor het losmaken van de klemming de
excenterhendel (29) naar voren.
• Verplaats het preparaat met behulp van
stelschroef (30) in de richting noord-zuid en
met behulp van stelschroef (31) in de richting
oost-west.
Iedere slag van de schroef zet het preparaat
met 2° schuiner. In totaal zijn in elke richting
4 slagen = ± 8° mogelijk. De nauwkeurigheid
ligt bij ca. ± 0,5°.
Voor een betere inschatting staat er op de
handgreep een witte markering en is er bij
het draaien een voelbaar vergrendelingspunt
aanwezig.
• Draai de excenterhendel (29) terug om de
oriëntatie vast te zetten.
5.
Bediening
33