5.
Controles
Algemeen
Controleer regelmatig of de werkelijke zaaihoeveel-
heid overeenkomt met de gewenste hoeveelheid.
Let er zowel voor als tijdens het zaaien op dat:
-
het stappenwiel van de zaaimachine goed
werkt;
-
het oliepeil in de vario- transmissie zichtbaar
is in het peilglas;
-
de aandrijfketting juist is afgesteld tijdens het
werk;
-
de zaairaderen en bodemkleppen in goede
staat zijn;
-
de bodemkleppen vrij kunnen bewegen - con-
troleer dit met een vinger of een dunne staaf;
-
de luchtdruk juist is tijdens het werk.
Rijsnelheid
De rijsnelheid tijdens het zaaien moet 5-8 km/h zijn. In
het algemeen moet de snelheid afhangen van de om-
standigheden.
De zaadbak legen
De zaadbak wordt geleegd door de leegkleppen te
openen zoals bij het afdraaien.
Trek dan de hendel voor de bodemkleppen helemaal
naar achter zodat alle overgebleven zaad in de
bak(ken) stroomt.
20