Kouterdruk/zaaidiepte
Om de gewenste zaaidiepte in te stellen moet er re-
kening worden gehouden met de instelling van de
diepte van de kouterbalk en de centrale veerdrukin-
stelling. Ook moeten zowel de vlakstelling van de
kouterbalk als de individuele kouter veerspanning
correct worden ingesteld om een gelijkmatige zaai-
diepte te realiseren.
De spanning van de veer bepaalt in combinatie met
de hoogte van de kouterbalk de werkdiepte van de
zaaikouter in de grond. Denk eraan dat een te hoge
rijsnelheid kan resulteren in een onregelmatige zaai-
diepte.
Met de centrale kouterdrukverstelling kunnen alle
kouters tegelijk worden versteld. Machines met een
werkbreedte vanaf 4,0 m zijn voorzien van twee spin-
dels.
Voor de centrale kouterdrukverstelling draait u de
spindel met de afdraaislinger of een steeksleutel. Zie
figuur 4N.
De kouterverstelling kan individueel worden aange-
past voor elke kouter. Hiervoor verandert u de span-
ning op elke veer door de ketting een of meer scha-
kels in lengte te varieren.
Met deze individuele afstelling kunt u bijvoorbeeld een
hogere kouterdruk instellen voor de kouters achter de
trekkerwielen. Zie figuur 4O.
17
Figuur 4N. Centrale kouterdrukafstelling
Figuur 4O. Individuele kouterdruk