3.
Instellen van de zaaimachine
Afstellen van de zaaimachine
Voor het afstellen van de zaaimachine moeten de
volgende onderdelen worden ingesteld:
Roeras
Bodemkleppen
Zaadschuiven
Variable transmissie
Roeras
De roeras moet altijd ingeschakeld zijn. Het is niet
nodig de roeras uit te schakelen bij het zaaien van
grote zaden zoals erwten en bonen.
Als u de roeras toch wilt uitschakelen, dan kan dat
door ringpen A van het eind van de as van het ket-
tingwiel te verwijderen. Zie figuur 4A.
Bodemkleppen
De bodemkleppen moeten zo dicht mogelijk bij de
zaadschijven zitten zonder het zaad te beschadigen.
De bodemkleppen worden afgesteld met de hendel op
de zaadbak. Zie figuur 4B.
De bodemkleppen dienen op de volgende standen te
worden ingesteld.
Fijn zaad
Granen / Kunstmest
Erwten / Bonen
Tabel: Instelling bodemkleppen.
Figuur 4A. Kettingwiel van de roeras
11
Zaadschuiven
De zaadschuiven mogen niet worden gebruikt om de
zaaihoeveelheid in te stellen. De zaadschuiven moe-
ten altijd helemaal open of dicht zijn.
Zie figuur 4C.
Als u wilt zaaien op de halve zaaibreedte, kunnen de
zaadschuiven aan één zijde worden gesloten.
De machine legen
Plaats de afdraaibak onder de zaaihuizen en draai de
hendel van de bodemkleppen naar achteren. (volledig
open)
De zaaias verwisselen
Zie bladzijde speciale gewassen: 15.
:
1
:
2
3 – 6
:
Figuur 4B. Hendel voor bodemkleppen
Figuur 4C. Zaadschuif