Afdraaien
De zaadstroom starten
Zorg ervoor dat het stappenwiel van de grond is.
Plaats de afdraaislinger (A) - zie figuur 4H – op de
variotransmissie en draai hem rechtsom totdat er
zaad/kunstmest uit alle uitlaten stroomt.
Giet de inhoud van de afdraaibak terug in de tank.
Figuur 4H.
Afdraaislinger rotaties
Draai de afdraaislinger het volgende aantal omwente-
lingen.
Voor zaaimachines met de verschillende werkbreed-
tes geldt het bijbehorende aantal omwentelingen voor
de afdraaiproef.
3,0 m = 78 omw. = 1/40 ha
4,0 m = 59 omw. = 1/40 ha
5,0 m = 47 omw. = 1/40 ha
6,0 m = 39 omw. = 1/40 ha
Als de tank wordt gebruikt voor zaaimachines met een
andere werkbreedte of voor bemesting voor aardap-
pelen, maïs of iets anders, wordt het aantal omwente-
lingen voor de afdraaiproef berekend als volgt.
n
= aantal kouters
a
= afstand tussen de kouters
Als de afstand niet tussen alle rijen gelijk is,
wordt een gemiddelde gebruikt.
(Zie figuur 4J).
Effectieve werkbreedte = n x a.
13
Voorbeeld:
4-rijen aardappelpoter:
Gemiddelde rijafstand = 82,5 cm
Effectieve werkbreedte: 4 x 82,5 = 3,30 m
Aantal omwentelingen:
Eff.
werkbreed
:
Voorbeeld
Aardappelpoter met een effectieve werkbreedte van
3,30 m.
235
, 3
30
Figuur 4J. Bemesten
Wegen
Weeg het zaad uit de afdraaibak op een nauwkeurige
weegschaal.
De zaaihoeveelheid berekenen
Bereken de zaaihoeveelheid voor 1 ha door het ge-
meten gewicht te vermenigvuldigen met 40.
De zaaihoeveelheid afstellen
Als de berekende zaaihoeveelheid overeenkomt met
de gewenste hoeveelheid, dan is de machine juist
afgesteld. Als de zaaihoeveelheid niet juist is, kan de
Vario transmissie worden afgesteld door op een ande-
re waarde van de schaal in te stellen. Zie figuur 4E.
235
te
71
omw.