6.7 Pijpleidingen
6.7.1 Algemeen
Waarschuwing
Installeer om het doseersysteem te beschermen
tegen een overmatige drukopbouw een veiligheids-
ventiel in de persleiding.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven leidingtypen!
Alle leidingen moeten onbelast zijn!
Voorkom lussen en knikken in de buizen!
Houd de zuigleiding zo kort mogelijk om cavitatie te
voorkomen!
Gebruik indien nodig ruime bochten in plaats van
kniestukken.
Houd de veiligheidsinstructies van de producent van
de chemische stof aan bij de omgang met chemica-
liën!
Zorg dat de pomp geschikt is voor het doseer-
medium!
De doorstroming moet in tegengestelde richting van
de zwaartekracht lopen!
De bestendigheid van de delen die in contact komen
met het medium hangen af van het medium, de
mediumtemperatuur en de werkdruk. Zorg er voor
Voorzichtig
dat de delen die in contact komen met het medium
chemisch bestand zijn tegen het doseermedium
onder bedrijfsomstandigheden!
6.8 Aansluiten van de zuig- en persleidingen
Waarschuwing
Alle leidingen moeten onbelast zijn!
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven leidingtypen!
•
Sluit de zuigleiding aan op het zuigventiel.
– Installeer de zuigleiding in de tank zodat de voetklep ca.
5 tot 10 mm boven de bodem van de tank, of het eventuele
sedimentatieniveau blijft.
•
Sluit de persleiding aan op het persventiel.
Aansluiten van DN 20 pijpleidingen
•
Afhankelijk van het leidingmateriaal en de verbinding, deze lij-
men (PVC), lassen, (PP, PVDF of RVS) of persen (RVS).
•
Monteer de pakking.
•
Schroef de pijp op het ventiel m.b.v. de wartelmoer.
Afb. 19 Aansluiten van DN 20 pijpleidingen
6.8.1 Aansluiten van de doseerkopontluchting
De doseerkop is uitgerust met een ontluchtingsschroef (V) en
slangnippel (I). Tijdens onluchting, lekt doseermedium uit de
slangnippel. Dit kan ook het geval zijn tijdens normaal bedrijf.
Het doseermiddel moet of direct worden opgevangen, of via een
ontluchtingsleiding in een geschikte container worden gevoerd.
Waarschuwing
Risico van verwondingen door het doseermedium.
Doseermiddel lekt uit de slangnippel (I) van de ont-
luchtingsleiding. Wanneer de druk hoog is, kan het
medium er uit spuiten. Draai de slangnippel (I) in de
juiste richting, of tap het doseermedium af via een
geschikte slang.
Let op de chemische bestendigheid!
Bij toepassing van een ontluchtingsleiding,
•
de ontluchtingsleiding (J) aansluiten op de
ontluchtingsschroef (V / I).
•
Kort de ontluchtingsleiding (J) in tot tenminste 10 mm boven
het maximale tankniveau.
•
Steek de ontluchtingsleiding (J) naar beneden in de doseer-
tank of verzamelcontainer zonder lussen.
Niet onderdompelen in het doseermedium.
Afb. 20 Doseerkopontluchting
6.8.2 Aansluiting van een met vloeistof verwarmde
doseerkop (optioneel)
Optioneel zijn met vloeistof verwarmde doseerkoppen leverbaar
in RVS.
2f
2f1
40
Afb. 21 Met vloeistof verwarmde doseerkop
Pos.
Componenten
2f
Met vloeistof verwarmde doseerkop
2f1
Slangnippel, DN 10 aansluiting
Vereiste eigenschappen van de verwarmingsvloeistof:
•
De verwarmingsvloeistof mag het RVS niet chemisch aantasten.
•
Maximaal toelaatbare druk: p
•
Maximum toelaatbare temperatuur: t
V
I
J
= 3 bar.
max.
= 100 °C.
max.
21