(+)
- De pluspolen
van de accukabel zijn rood. Verbind
een pluspool van de accukabel met de pluspool van
de lege accu waarvandaan de met de startmotor
verbonden kabel aftakt. Breng de pluspool niet in
aanraking met andere delen van de machine dan de
pluspool van de accu;
- Verbind het andere uiteinde van de positieve accukabel
met de pluspool van de accu van de voedingsbron;
(-)
- De minpolen
van de accukabel zijn zwart. Verbind
een minpool van de accukabel met de minpool van
de elektrische voedingsbron;
- Verbind het andere uiteinde van de negatieve
accukabel met het chassis van de stilstaande
machine. Verbind de accukabel niet met accupolen.
Zorg ervoor dat de accukabels de volgende
elementen
niet
aanraken:
hydraulische leidingen, elektrische/elektronische
onderdelen en beweegbare delen.
- Start de motor van de als bron gebruikte machine of
zet de noodstarter aan;
- Wacht tot de bron de accu's van de machine
minstens drie minuten oplaadt;
- Probeer de motor van de machine die niet wilde
starten nu te starten. Voor de startprocedure wordt
verwezen naar het hoofdstuk "starten onder
normale omstandigheden";
- Direct na het starten, de accukabels loskoppelen door
de hierboven beschreven handelingen in de
omgekeerde volgorde uit te voeren;
- De oorzaken van de storing opsporen en voor de
nodige reparaties zorgen.
Na het starten
Laat de motor stationair draaien. Verbind gedurende
de eerste 30 seconden geen enkele last met de motor.
Controleer
alle
wijzers
Alle wijzers en controlelampjes moeten normale
werkomstandigheden aangeven.
Controleer op het multifunctionele display of de
diagnoseknop rechts boven niet knippert. Als de
diagnoseknop knippert, zet dan onmiddellijk de motor
uit, druk de knop in om toegang te verkrijgen tot de
diagnosepagina en spoor de oorzaken van de
storingsmelding op.
Laat de motor minstens 5 minuten stationair draaien
om de olie te laten opwarmen. In erg koude klimaten
kan het nodig zijn de olie langer dan 5 minuten te laten
opwarmen. Gebruik deze tijd om de hydraulische olie
op te laten warmen door de joysticks te activeren voor
het opheffen en neerlaten van de telescopische arm.
brandstofleidingen,
en
controlelampjes.
DEEL WERKING
Ontgrendeling van de handrem
Om de handrem van het voertuig te ontgrendelen
moet aan de volgende criteria voldaan worden:
- correct op de bestuurdersstoel in de cabine zitten,
- controleer
terwijl
keuzeschakelaar van de omkeerschakeling in de
NEUTRAL stand staat,
- de knop (P) op de stuurkolom onder het stuur
3 seconden lang indrukken en controleren of het
specifieke lampje op het bedieningspaneel uitgaat.
Nadat u de vermelde procedures heeft uitgevoerd,
kunt u de omkeerschakeling selecteren en de machine
in de gewenste richting verplaatsen.
Besturing van de machine
Verplaats de machine met het werktuig in de
transportstand, d.w.z. met de arm helemaal
ingetrokken en de lading op ongeveer 300 mm van de
grond af.
De rijsnelheid van de machine met een last mag in
geen geval de 10 km/h overschrijden.
Rijd verantwoordelijk met een aan de stabiliteit van de
machine en de toestand van het terrein aangepaste
snelheid. Verlaag uw snelheid in de bochten. Bedien
de machine rustig. Rijd nooit met de lading in een
andere dan de transportpositie. Rijd niet op terreinen
waar de machine zou kunnen hellen of kantelen.
Gebruik regelmatig de achteruitkijkspiegels.
Laat de machine nooit onbeheerd achter met
draaiende motor.
Zet de machine op geen enkele structuur waarvan u
niet zeker weet of deze het gewicht en de afmetingen
van de machine kan dragen zonder risico voor de
veiligheid.
de
motor
draait
of
de
57