KENMERKEN VAN DE MACHINE
Voorlichten
3
De voorlichten bevatten de volgende lichten:
- Stadslichten 1: altijd aan wanneer de elektrische
installatie onder spanning wordt gezet voor de
modellen RTH 4.18 / 4.18 Smart, activeerbaar via de
lichtomschakelaar onder het stuur voor de andere
modellen van het gamma;
- Dimlicht/groot licht 2: dimlicht altijd aan bij het
starten van de verbrandingsmotor voor de modellen
RTH 4.18 / 4.18 Smart, activeerbaar via de
lichtomschakelaar onder het stuur voor de andere
modellen van het gamma, groot licht selecteerbaar
via de lichtomschakelaar voor alle modellen van het
gamma;
- Richtingaanwijzers 3: kunnen geactiveerd worden
met de hendel onder het stuur.
Achterlichten
1
2
De achterlichten omvatten de volgende lichten:
- Richtingaanwijzers 1: kunnen geactiveerd worden
met de hendel onder het stuur;
- Remlichten 2: kunnen geactiveerd worden met het
rempedaal;
- Stadslichten 3: wanneer de elektrische installatie
onder spanning wordt gezet voor de modellen
RTH 4.18 / 4.18 Smart, activeerbaar via de
lichtomschakelaar onder het stuur voor de andere
modellen van het gamma;
- Achteruitrijlichten 4: automatisch aan bij het
inschakelen van de achteruitversnelling.
30
1
2
3
4
DEEL INFORMATIE OVER HET PRODUCT
Werk- en noodlampen
1
De oranje werklamp 1 kan aangezet worden tijdens de
werking van de machine om er de beweging van aan
te geven.
De rode noodlamp 2 gaat automatisch aan als de
noodknop wordt ingedrukt.
Achteruitkijkspiegels
1
De machine is standaard voorzien van drie
achteruitkijkspiegels: twee rechts 1 en één links 2.
Met de achteruitkijkspiegels aan de rechterkant kunt
u tegelijkertijd het gebied achter de machine en het
gebied naast de machine aan deze kant zien.
Met de linker spiegel, op de buitenkant van de cabine,
kunt u het werkgebied links-achter controleren.
Regel de spiegels zodanig dat de bestuurder zo veel
mogelijk zicht heeft op het gebied rondom de
machine.
Regel de achteruitkijkspiegels voor de machine in
werking te zetten.
2
2