Ventilator
Controleer of de plaatsing van de luchtklep correct is.
Ga na of er zich geen stof heeft vastgezet aan de binnenzijde van
de ventilator en op de schoepen. Door het stof vermindert het
luchtdebiet met als gevolg een vervuilende verbranding.
Gasverspreider
Controleer regelmatig de openingen van de gasverspreider op
mogelijke verstoppingen, en reinig ze, indien nodig, met behulp
van een puntig stuk gereedschap, zoals wordt afgebeeld in
Afb. 25.
Ketel
Reinig de ketel volgens de voorschriften zodat u opnieuw de ori-
ginele verbrandingsgegevens heeft. En in het bijzonder: druk in
de verbrandingskamer en temperatuur van rookgassen.
7.3
Opening van de brander
Onderbreek de stroomtoevoer naar de brander
met de hoofdschakelaar van de inrichting.
GEVAAR
Sluit de blokkeerkraan van de brandstof.
GEVAAR
Wacht totdat de bestanddelen in contact met
warmtebronnen helemaal afgekoeld zijn.
Indien het onderhoud van de branderkop moet uitgevoerd wor-
den, wordt verwezen naar de aanwijzingen die worden aange-
duid in het hoofdstuk "Werkingspositie" op pag. 15.
Om de interne delen van de brander te bereiken, moeten de
schroeven losgedraaid worden die de kap bevestigen zodat de
onderhoudshandelingen kunnen uitgevoerd worden.
20096988
Onderhoud
E9252
Afb. 25
Gasstraat
Controleer of de gasstraat geschikt is voor het vermogen van de
brander, voor het gebruikte type van gas en voor de gasdruk af-
komstig van het netwerk.
Sonde-elektrode
Controleer de correcte plaats van de ionisatiesonde en van de
elektrode zoals wordt aangeduid in Afb. 13 op pag. 18.
Drukschakelaars
Controleer de afstelling van de luchtdrukschakelaar en van de
gasdrukschakelaar.
Gaslekken
Controleer of er geen gaslekken zijn op de leiding gasmeter-
brander.
Gasfilter
Vervang de gasfilter wanneer hij vuil is.
Verbranding
Als de waarden van verbranding, gemeten bij het begin van de
ingreep, niet voldoen aan de van kracht zijnde normen, of in ieder
geval niet de waarden van een goede verbranding zijn, raad-
pleeg dan Tab. N op pag. 26 en neem indien nodig contact op
met de Technisch Hulpdienst om de nodige regelingen uit te voe-
ren.
Laat de brander ongeveer tien minuten aan het volle regime wer-
ken, en controleer de ijkingen van de 1° en 2° vlamgang van alle
elementen die aangeduid worden in deze handleiding:
–
Percentage CO
2
–
Gehalte CO (ppm)
–
Gehalte NOx (ppm)
–
Ionisatiestroom (µA)
–
Temperatuur van de rook naar het kanaal
Gevaren voor de werkveiligheid
Herstellingen van de volgende onderdelen mogen
uitsluitend uitgevoerd worden door de respectie-
GEVAAR
velijke constructeur of door een bevoegde van die
constructeur:
–
motor ventilator
–
actuator
–
servomotor luchtklep
–
elektromagnetische kleppen
–
programmeereenheid brander
Controle van de werking
–
Start van de brander met sequentie van de functies (raad-
pleeg het hoofdstuk "Werkingsvolgorde van de brander" op
pag. 26).
–
Ontstekingssysteem.
–
Luchtdrukschakelaar.
–
Vlamcontrole.
–
Dichtingstest van de onderdelen voor de passage van de
brandstof.
Hermonteer de kap en alle veiligheids- en be-
schermingssystemen van de brander nadat de
handelingen van het onderhoud, de reiniging en
de controle werden uitgevoerd.
28
NL
(%)