6.6
Luchtdrukschakelaar
Voer de regeling van de luchtdrukschakelaar uit nadat alle ande-
re branderafstellingen gedaan zijn, met de luchtdrukschakelaar
afgesteld op het begin van de schaal (Afb. 23).
Met de brander in werking aan het maximum vermogen draait u
de knop traag rechtsom tot de brander wordt vergrendeld.
Draai daarna de knop in tegenwijzerszin voor een waarde die ge-
lijk is aan 20% van de geregelde waarde, en controleer vervol-
gens de correcte ontsteking van de brander.
Wanneer de brander opnieuw wordt vergrendeld, draait u de
knop nog een beetje in tegenwijzerszin.
Volgens de norm moet de luchtdrukschakelaar
beletten dat de luchtdruk onder 80% van de af-
stellingswaarde komt, en dat het CO gehalte
van de rook 1% overschrijdt (10.000 ppm).
OPGELET
Om dit te controleren, plaatst u een verbrandings-
analysator in het rookkanaal, sluit u langzaam de
aanzuigmond van de ventilator (bijvoorbeeld met
een karton) en controleert u of de vergrendeling
van de brander gebeurt voordat het CO gehalte
1% overschrijdt.
6.7
Regeling van de verbranding
Conform de EN 676, moeten de montage van de brander op de
ketel, de regeling en de test worden uitgevoerd volgens de hand-
leiding van de ketel. Hieronder valt ook de controle van de CO en
EN 676
GAS
G 20
G 25
G 30
G 31
6.8
Werkingsvolgorde van de brander
Limietthermostaat
Veiligheidsthermostaat
Motor
{
Motor luchtklep
Transformator
Gasventiel
2e vlam
1e vlam
20096988
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
CO2 max.
theoretisch
= 1,2
0 % O2
11,7
9,7
11,5
9,5
14,0
11,6
13,7
11,4
2
1
0
24s
2,5s
CO
in de rookgassen, de temperatuur van de rookgassen en de
2
gemiddelde temperatuur van het water van de ketel.
Het is aangeraden de brander af te stellen volgens de aanwijzin-
gen in de tabel Tab. N, in functie van het gebruikte type van gas.
Teveel aan lucht: max. vermogen 1,2 – min. vermogen 1,3
Instelling CO2 %
= 1,3
9,0
8,8
10,7
10,5
15 25s
Min. 30s
26
NL
D7404
CO
mg/kWu
100
100
100
100
11s
3s
3s max.
11s
Afb. 23
NOx
mg/kWu
170
170
230
230
Tab. N
D4435
Afb. 24