6
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
6.1
Aantekeningen over de veiligheid bij de eerste inbedrijfstelling
De eerste inbedrijfstelling van de brander moet
uitgevoerd worden door bevoegd personeel vol-
gens de uitleg in deze handleiding en conform de
van kracht zijnde normen en wetsbepalingen.
OPGELET
6.2
Afstellingen vóór de ontsteking
Controleer de regeling van de kop zoals wordt aangeduid op
pag. 17.
Controleer de regeling van de servomotor van de luchtklep
zoals wordt aangeduid op pag. 25.
Open de manuele ventielen vóór de gasstraat langzaam.
Regel de luchtdrukschakelaar (Afb. 23) op het schaalmini-
mum.
6.3
Eerste ontsteking
Nadat de elektrische aansluitingen en de dichting van de hydrau-
lische verbindingen zijn gecontroleerd, moet de luchtdrukschake-
laar op de minimum waarde gepositioneerd worden.
Sluit de manometer aan op het gasdrukafnamepunt op de bran-
derkop M3)(Afb. 14 op pag. 19).
Tab. M bevat de instellingen van de ontsteking voor een brander
die op methaan werkt.
Ontstekingsver-
mogen
Brander
16 52
BS1/M
26 33
BS2/M
48 83
BS3/M
68 110
BS4/M
IJken op waarden nabij het schaalminimum (-1,5).
1
Regel de branderkop in functie van het gevraagde maxi-
mum vermogen, zoals is aangeduid op pag. 17.
2
Selecteer de manuele modus "MAN" (Afb. 20), voer de
voorijking uit van NOK III van de servomotor en van de
schroef voor de ijking van PUNT 0 zoals is aangeduid in
Tab. M, en schakel daarna de brander in.
3
Nadat de ontsteking is gebeurd, moet de servomotor manu-
eel naar de positie van de tweede vlam geplaatst worden
door op de schakelaar "+" te drukken (Afb. 20).
Tijdens deze handeling moet de stabiliteit van de vlam
gecontroleerd worden: als de vlam instabiel is, moet de
ijking van de schroef voor de ijking van de verhouding gas/
lucht lichtjes vergroot/verkleind worden tot het gewenste
max. vermogen wordt bereikt, evenals de correcte waarden
van de CO 2 in de rook, en moet daarna NOK I geijkt worden
op de waarde die wordt bereikt door de servomotor.
4
Plaats de servomotor manueel naar de positie van de eerste
vlam door op de schakelaar "-" te drukken (Afb. 20).
Controleer de verbranding, en gebruik - indien noodzakelijk
20096988
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Regeling
NOK III
kW
Merkteken nr.
20° 30°
20° 30°
30° 40°
30° 35°
Controleer of de mechanismen voor regeling, be-
diening en veiligheid correct functioneren.
OPGELET
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
verwezen naar paragraaf 'Veiligheidstest - con
met gastoevoer gesloten" a pag. 27
OPGELET
Ontlucht de gasleiding.
Er wordt aangeraden om de afgelaten lucht met een plastic
leiding buiten het gebouw te brengen tot men het gas ruikt.
Voordat de brander wordt ingeschakeld, wordt
aanbevolen om de gasstraat zodanig af te stellen
dat de ontsteking plaatsvindt in optimale veilig-
heidsomstandigheden en dus met een klein gas-
VOORZICHTIG
debiet.
De referentiewaarden zijn:
–
het ontstekingsvermogen;
–
de positie van de eerste ijking van de luchtklep (NOK III);
–
de positie van de eerste ijking van de schroef voor de ijking
van PUNT 0 van de gasstraat;
–
het model van de gasstraat die moet gebruikt worden.
Regeling
PUNT 0
verhouding gas/lucht
Merkteken nr.
- enkel de schroef voor de ijking van PUNT 0 om de correcte
waarden van de CO 2 in de rook te verkrijgen.
D4468
5
Als het vermogen van de eerste vlam moet gewijzigd wor-
den, moet op de NOK III gehandeld worden.
Alle wijzigingen van de schroef voor de ijking van PUNT 0
doen ook het max. gasdebiet wijzigen.
6
Plaats de servomotor opnieuw op de maximum opening, en
controleer het max. vermogen door op de schroef voor de
ijking van de verhouding gas/lucht te handelen.
7
Draai de servomotor nog in de positie van de eerste vlam,
en regel het vermogen opnieuw door enkel aan de schroef
voor de ijking van PUNT 0 te draaien.
24
NL
Regeling
Merkteken nr.
In functie
van het maximum
vermogen
AUT
+
-
MAN
Gasstraat
Model
CG 120
CG 220
Tab. M
Afb. 20