Hoofdstuk 5 - Problemen oplossen
Opsporen van storingen in verband met de motor
Het is mogelijk dat voor het opsporen van storingen in verband met de motor informatie nodig is die niet aanwezig is in
deze tabellen voor probleemopsporing. Aanvullende informatie voor het opsporen van storingen is te vinden in de
instructiehandleiding van de motor.
Elektrische aansluitingen
BELANGRIJK: Om schade aan het elektrisch systeem te voorkomen, dient u de volgende voorzorgsmaatregelen te volgen
wanneer u aan of bij de elektrische bedrading werkt, of wanneer u andere elektrische accessoires toevoegt.
•
Maak geen aftakkingen voor accessoires aan de motorbedrading.
•
Prik niet in draden om ze te testen (sonderen).
•
Wissel de accudraden niet om.
•
Verbind geen draden in de draadboom.
•
Leg de draadboom niet in de buurt van scherpe randen, hete oppervlakken of bewegende delen.
•
Bevestig kabels uit de buurt van scherpe randen, bevestigingsmiddelen of objecten die zich in de draadboom zouden
kunnen slijten of de draadboom zouden kunnen afknellen.
•
Voorkom scherpe knikken in een data-draadboom. De minimale buigratio moet 76 mm (3 inch) zijn voor installatie.
•
Bevestig de bedrading aan de boot met intervallen van niet meer dan 45,7 cm (18 inch)en gebruik geschikte
bevestigers.
•
Probeer geen diagnose te stellen zonder geschikt, goedgekeurd onderhoudsgereedschap.
•
Koppel alle negatieve (–) en positieve (+) accukabels los van de accu voordat u begint met booglaswerkzaamheden op
het vaartuig. Bevestig de massakabel van de lasser op maximaal 0,61 m (2 ft) van het te lassen onderdeel. Bevestig
de massakabel van de lasser niet aan een ECM-koelplaat of ECM. Lassen aan de motor of aandrijving, of aan
onderdelen die op de motor of aandrijving zijn gemonteerd, wordt niet aangeraden. Dit kan leiden tot schade aan de
motor of aandrijving, of bijbehorende onderdelen.
Kijk eerst op VesselView
Uw VesselView-display is de belangrijkste informatiebron voor de verschillende functies van uw boot. Kijk op het
VesselView-display als u vermoedt dat er een probleem is. VesselView geeft storingen en andere informatie weer die
behulpzaam kan zijn bij het bepalen wat op dat moment de status is van verschillende systemen die de oorzaak zouden
kunnen zijn van het probleem, en wat de oplossing zou kunnen zijn.
Beveiliging tegen overbelasting voor SmartCraft-circuits
Alle circuits van het SmartCraft control area network (CAN) zijn voorzien van overbelastingsbeveiliging door middel van
zekeringen. Sommige motorinstallaties hebben daarnaast tevens stroomonderbrekers. Deze zekeringen en
stroomonderbrekers kunnen zich op verschillende plaatsen op het vaartuig bevinden. Zorg dat u weet waar alle zekeringen
en stroomonderbrekers zich bevinden. Zorg dat u altijd reservezekeringen bij de hand hebt, en vervang een doorgebrande
zekering nooit door een zekering met een hoger nominaal ampèrage. Negeren van deze elementaire regel kan resulteren
in schade aan bedrading en hoge reparatiekosten. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de motorinstallatie en de
gebruikershandleiding van het vaartuig voor de plaats en nominale ampèrages van zekeringen en stroomonderbrekers.
Motor start niet
De motor start niet en er verschijnen diverse storingscodes op het
VesselView-scherm.
De motor draaide en werd met de knop "START/STOP" gestopt
terwijl hij in de versnelling stond.
Opsporen van storingen voor VesselView
Symptoom
VesselView gaat niet aan wanneer de contactsleutels
naar "AAN" worden gedraaid.
VesselView gaat aan maar toont alleen over één motor
informatie.
Bladzijde 52
Symptoom
De accuschakelaar staat op uit. Zet de accuschakelaar op aan.
Controleer en start de motor. Als de motor niet aanslaat, controleer dan de stroomonderbreker
of zekering van de motor. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de plaats van de
stroomonderbreker of zekering van de motor.
Losse accuverbindingen. Zet de accukabelverbindingen vast.
De accuschakelaar op de motor waarvan geen informatie wordt weergegeven, staat op uit. Zet
de accuschakelaar op aan.
Controleer en start alle motoren. Als een van de motoren niet aanslaat, controleer dan de
stroomonderbreker of zekering van de motor. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de
plaats van de stroomonderbreker of zekering van de motor.
Zet alle motoren aan.
Controleer of de noodstopschakelaar niet is ingeschakeld.
Zet de bedieningshendels in neutraal en start de motor. Ook door de contactsleutel
naar uit en weer naar aan te zetten, start de motor in neutraal stationair.
Oplossing
Oplossing
90-8M0112119
nld
JULI 2015