6.3 Netaansluiting
De stroomvoorziening gebeurt door middel van het externe voedingsapparaat. De
opgedrukte spanningswaarde moet met de lokale spanning overeenstemmen.
Maak enkel gebruik van originele voedingsapparaten van de firma KERN. Het
gebruik van andere fabrikaten vereist de toestemming van de firma KERN.
Bij aansluiting op de stroomvoorziening voert de weegschaal een inschakeldiagnose
door. Wanneer de gewichtsaanduiding verschijnt, is de weegschaal gereed om te
wegen Indien het display van nul afwijkt, TARE-toets indrukken.
6.4 Aansluiting van randapparatuur
Voordat er randapparatuur (printer, PC) op het gegevensinterface aangesloten wordt,
moet de weegschaal onvoorwaardelijk van het stroomnet verbroken te worden.
Gebruik met uw weegschaal uitsluitend accessoires en randapparatuur van de firma
KERN. Deze zijn optimaal op uw weegschaal afgestemd.
6.5 Eerste inbedrijfstelling
Om bij elektronische weegschalen nauwkeurige weegresultaten te behalen, moet de
weegschaal zijn bedrijfstemperatuur (zie „Opwarmtijd" hoofdstuk 1) bereikt hebben.
De weegschaal moet voor deze opwarmtijd op de stroomvoorziening aangesloten
zijn.
De nauwkeurigheid van de weegschaal is afhankelijk van de lokale valversnelling.
Onvoorwaardelijk de aanwijzingen in het hoofdstuk „Justering" in acht nemen.
6.5.1 Weergave van de stabiliteit
Indien op het display de stabiliteitsaanduiding [
] verschijnt, bevindt de
weegschaal zich in een stabiele toestand. Bij een onstabiele toestand verdwijnt de
aanduiding [
].
6.5.2 Weegschaal nulaanduiding
Indien de weegschaal ondanks een ontlaste weegbak niet exact „Nul" aangeeft, drukt
u de TARE-toets in en begint de weegschaal met de terugstelling op „Nul" [ a ] ..
7 Justering
Omdat de waarde van de g-versnelling niet op iedere plaats op aarde gelijk is, moet
iedere weegschaal – in overeenstemming met het ten grondslag dienende fysieke
weegprincipe – op de plaats van opstelling op de aldaar heersende g-versnelling
afgestemd worden (enkel indien de weegschaal niet reeds in de fabriek op de plaats
van opstelling gejusteerd werd). Dit justeerprocédé moet bij de eerste inbedrijfstelling,
telkens na een wissel van de locatie en ook bij schommelingen van de
omgevingstemperatuur doorgevoerd worden. Om tot nauwkeurige meetwaarden te
komen, is het bovendien aanbevelenswaardig, ook in de weegmodus periodiek te
justeren.
PLJ_N-BA-nl-0930
13