I
IDM (Intermittent Delivery Mode).
Zie Intermitterende toedien-
modus
Indicatielampje, 4, 5
Infuusstandaardbevestigingadapter,
7
Injectiespuit
waarschuwing, iv
Inspectieprocedures, 65–66
Intermitterende toedienmodus
(IDM), 10, 19, 39, 46
programmeren, 28
programmeringsschermen, 24
K
KVO-snelheid, 10, 19, 26, 58
programmeren, 29
programmeringsscherm, 24
L
Luchtdetector, 4, 21, 27
aan/uit, 10, 44
alarm, 57
lijn plaatsen, 35
programmeren, 22, 29
programmeringsscherm, 20, 25
test, 70
M
Montageschroefgat, 4, 7
MRI-apparatuur (Magnetic
Resonance Imaging), 53
opgelet, v
Hoofdstuk 5: Overzicht
N
Nauwkeurigheid, 57
Nauwkeurigheidstests, 60
gravimetrische, 75
volumetrische, 78
Neerwaartse occlusiesensor, 8
Netstroomaansluiting, 3, 4, 6
Netstroomadapter, 5, 7, 56
Normen, 54
O
Opstarten, 16
Opwaartse occlusiesensor, 7, 21, 27
aan/uit, 10, 45
programmeren, 23, 30
programmeringsscherm, 20, 25
test, 71
P
Pijltoetsen, 5
Pomp aan/uitzetten, 42
Primen, 10, 34
waarschuwing, v
Programmeren, 18
Programmeringsschermen, 20
R
Reinigen van pomp, accessoires, 51
opgelet, v
Reservoir, 7, 20, 48, 55
bevistigen, 32–33
verwijderen, 31
waarschuwing, iii–iv
Reservoirvolume, 25, 57, 58
alarm, 8, 48
instellen, 10, 42
programmeren, 22, 28
programmeringsscherm, 20, 24
81