Hoofdstuk 5: Overzicht
Veiligheidskenmerken van de software
Veiligheidskenmerken van de software met betrekking
tot de apparatuur
Programmageheugencontrole
Bij het opstarten en met regelmatige tussenpozen daarna wordt het
programmageheugen getest door een cyclische redundantiecode
(CRC) van het programma te berekenen en deze vervolgens te
vergelijken met de in het programma opgeslagen CRC.
Als de opgeslagen en berekende CRC niet overeenkomen, geeft de
software een systeemfout op het scherm weer, klinkt een continu
tweetonig akoestisch alarm en wordt de toediening van alle medicij-
nen gestopt.
RAM geheugencontrole
Bij het opstarten wordt het RAM-geheugen gecontroleerd. Een serie
bitpatronen wordt naar ieder adres in het RAM geschreven en eruit
gelezen. Als de gelezen gegevens verschillen van de geschreven
gegevens, geeft de software een systeemfout op het scherm weer,
klinkt een continu tweetonig akoestisch alarm en wordt de toedie-
ning van alle medicijnen gestopt.
Controle van het motorcircuit
Bij het opstarten en met regelmatige tussenpozen daarna wordt het
motorcircuit gecontroleerd om te verzekeren dat de stroom naar de
motor niet is ingeschakeld tenzij de motor inderdaad aanstaat. Als
de software waarneemt dat de stroom naar de motor op een ander
moment is ingeschakeld, klinkt een continu tweetonig akoestisch
alarm en worden er geen pogingen meer gedaan om medicijnen toe
te dienen. Telkens wanneer de pomp wordt geactiveerd, controleert
de software of de motor één activering voltooit. Als de motor niet
draait, of geen cyclus voltooit, geeft de software een systeemfout op
het scherm weer, klinkt een continu tweetonig akoestisch alarm en
wordt de toediening van alle medicijnen gestopt.
63