10.6
Functiemenu gebruiken
Met behulp van het functiemenu kunt u bij de foutdiagnose
individuele componenten van het product aansturen en tes-
ten. (→ Hoofdstuk 10.8)
10.7
Controleprogramma's gebruiken
De testprogramma's kunnen worden opgeroepen via Menu
→ Installateurniveau → Testmenu → Controleprogramma.
U kunt de verschillende speciale functies van het product ac-
tiveren, door de verschillende testprogramma's te gebruiken.
Als het product zich in de fouttoestand bevindt, kunt u de
testprogramma's niet starten. U kunt een fouttoestand aan
het foutsymbool links onderaan op het display herkennen. U
moet eerst ontstoren.
Om de testprogramma's te beëindigen, kunt u altijd Annule-
ren kiezen.
10.8
Actorentest uitvoeren
Menu → Installateurniveau → Testmenu → sensor/werking
test
Met behulp van de sensor/actortest kunt u de functie van
componenten van de CV-installatie controleren. U kunt
meerdere actuatoren tegelijkertijd aansturen.
Wanneer u geen selectie maakt voor verandering, dan kunt
u de actuele aansturingswaarden van de actuatoren en de
sensorwaardes laten weergeven.
Een lijst van de sensorkenwaarden vindt u in de bijlage.
Karakteristieke waarden interne temperatuursensoren, hy-
draulisch circuit (→ Bijlage N)
Karakteristieke waarden buitentemperatuursensor VRC DCF
(→ Bijlage P)
10.9
Parameters naar fabrieksinstellingen
resetten
▶
Kies Menu → Menu → Installateurniveau → Resetten,
om alle parameters tegelijk te resetten en de fabrieksin-
stellingen op het product te herstellen.
10.10 Reparatie voorbereiden
1.
Schakel de stroomtoevoer uit.
2.
Demonteer de voormantel.
3.
Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoerleiding en
CV-retourleiding.
4.
Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.
5.
Als u watervoerende componenten van het product wilt
vervangen, dan dient u het product leeg te maken.
6.
Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-
derdelen (b.v. de schakelkast) druppelt.
7.
Gebruik alleen nieuwe afdichtingen.
38
10.11 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
Het product beschikt over een veiligheidstemperatuurbe-
grenzer.
Als de veiligheidstemperatuurbegrenzer is uitgevallen, dan
moet de oorzaak worden verholpen en moet de veiligheids-
temperatuurbegrenzer worden vervangen.
▶
Neem de tabel foutcodes in de bijlage in acht.
Foutcodes (→ Bijlage J)
▶
Controleer de hulpverwarming op beschadiging door
oververhitting.
▶
Controleer de stroomvoorziening van de netaansluitings-
printplaat op perfecte werking.
▶
Controleer de bekabeling van de netaansluitingsprint-
plaat.
▶
Controleer de bekabeling van de elektrische hulpverwar-
ming.
▶
Controleer alle temperatuursensoren op perfecte wer-
king.
▶
Controleer alle andere sensoren op perfecte werking.
▶
Controleer de druk in het CV-circuit.
▶
Controleer de CV-pomp op perfecte werking.
▶
Controleer of zich lucht in het CV-circuit bevindt.
10.11.1 Veiligheidstemperatuurbegrenzer
vervangen
C
B
1.
Verbreek de verbinding van het product met het elektri-
citeitsnet en beveilig het tegen het opnieuw inschake-
len.
2.
Verwijder de voormantel.
3.
Open de schakelkast van de netaansluitingsprintplaat.
(→ Hoofdstuk 6.5)
4.
Demonteer de aansluitkabel op klemmenblok X302.
5.
Demonteer de capillaire buis van de temperatuursen-
sor op de elektrische hulpverwarming.
6.
Verwijder de beide schroeven en haal de veiligheids-
temperatuurbegrenzer met de houder uit het product.
7.
Bouw de nieuwe veiligheidstemperatuurbegrenzer in
omgekeerde volgorde opnieuw in.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020291547_03
A