5.4
Afgiftecircuit aansluiten
1.
Sluit de vulinrichting met de meegeleverde afdichting
aan de CV-retourleiding van het product aan.
2
2.
Sluit de retour (1) en de aanvoer (2) van het afgiftecir-
cuit conform de normen aan.
5.5
Afvoerslang aan het overstortventiel
installeren
1.
Monteer een afvoerslang (1) op het overstortventiel.
2.
Installeer de slang van het overstortventiel in een vorst-
vrije omgeving en laat deze in een open afvoer inkijk-
baar eindigen.
3.
Laat de afvoerslang zo eindigen, dat bij het lekken van
water of damp geen personen verwond en geen kabels
en geen elektrische onderdelen beschadigd kunnen
worden.
4.
Open het overstortventiel regelmatig om kalkafzetting
te verwijderen en controleer of de inrichting niet ge-
blokkeerd is.
0020291547_03 Installatie- en onderhoudshandleiding
1
2
1
1
6
Elektrische installatie
6.1
Elektrische installatie voorbereiden
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok bij
ondeskundige elektrische aansluiting!
Een ondeskundige elektrische installatie
kan het veilige gebruik van het product be-
ïnvloeden en tot lichamelijk letsel en materi-
ële schade leiden.
▶
Voer de elektrische installatie alleen uit
als u een opgeleide installateur bent en
voor dit werk gekwalificeerd bent.
1.
Let op de technische aansluitvoorwaarden voor de
aansluiting op het laagspanningsnet van de energie-
leverancier.
2.
Bepaal via het typeplaatje of het product een elektri-
sche aansluiting 1~/230 V of 3~/400 V nodig heeft.
3.
Indien de plaatselijke netbeheerder voorschrijft dat de
warmtepomp via een blokkeersignaal van het ener-
giebedrijf moet worden bestuurd, dan monteert u een
overeenkomstige, door de netbeheerder voorgeschre-
ven contactschakelaar.
4.
Bepaal of de stroomvoorziening voor het product met
een enkeltariefteller of met een dubbeltariefteller moet
worden uitgevoerd.
5.
Sluit het product aan via een vaste aansluiting en een
scheidingsinrichting met minimaal 3 mm contactope-
ning.
6.
Gebruik voor de elektrische beveiliging trage zekerin-
gen met karakteristiek C. Dimensioneer de zekeringen
conform de gekozen aansluitschema's. Gebruik bij een
3-fasige netaansluiting 3-polig schakelende zekerin-
gen.
7.
Behoud de doorsnede leiding van de aansluitleiding tot
de verdelerkast.
8.
Wanneer de netaansluitkabel van dit product wordt be-
schadigd, moet het door de fabrikant of het service-
team of een gekwalificeerde persoon worden vervan-
gen, om gevaar te voorkomen.
9.
Zorg ervoor dat de nominale spanning van het elektrici-
teitsnet overeenkomt met die van de bekabeling van de
hoofdstroomvoorziening van het product.
10.
Zorg ervoor dat de toegang tot de netaansluiting altijd
gegarandeerd is en niet afgedekt is.
11.
Bepaal, of de functie blokkering energiebedrijf voor het
product beschikbaar is en hoe de stroomvoorziening
van het product, afhankelijk van het type uitschakeling,
moet worden uitgevoerd.
25