Bevestig het werktuig als volgt aan de driepuntsophan-
ging van de tractor:
1. Laat de onderste verbindingen zakken en draai de
trekker om, zodat de haken van de onderste verbin-
dingen onder de kogelhoezen kunnen worden aange-
bracht.
2. Plaats de correcte kogelkoppelingen op het draaipunt
van de verbindingsstang.
3. Breng de krik omhoog totdat de haken van de onderste
verbinding in de kogelhoezen aangrijpen.
4. Zet alle verbindingen vast om ongewild loskomen te
voorkomen.
5. Monteer de topstang zodanig dat hij ongeveer paral-
lel loopt met de verbindingsarmen. Op deze manier
zal het werktuig hele kleine schuintecorrecties maken
tijdens het naar onder en naar boven gaan zodat het
nooit van de tractor weg of naar de tractor toe zal trek-
ken.
6. Controleer of alle hydraulische aansluitingen schoon
zijn en breng vervolgens alle hydraulische verbindin-
gen tot stand.
7. Inspecteer het werktuig op lekken in de hydraulische
verbindingen.
8. Sluit de verlichting van het werktuig aan.
9. Steek de plug (2) van de camerasturing in de aanslui-
ting (3).
10. Sluit de plug voor de stroomvoeding (1) van het elek-
trisch systeem aan.
11. Sluit de plug voor trajectcontrole (4) aan als het werk-
tuig uitgerust is met de optionele trajectcontrole.
12. Controleer of alle voorzieningen correct werken.
13. Til het werktuig op met de driepuntshef van de tractor
zodat de steunpoten de grond niet meer raken.
4 - BEDIENINGSINSTRUCTIES
4-4
3
ZEIL19TL0053AA
4
ZEIL19TL0054AA
5
ZEIL19TL0055AA
6
ZEIL19TL0056AA