5.14.2 Gasstraat
Gehomologeerd volgens de norm EN 676, en wordt afzonderlijk
geleverd.
Voor de selectie van het correcte model van gasstraat wordt ver-
wezen naar de bijgeleverde handleiding "Combinatie brander-
gasstraat".
5.14.3 Installatie gasstraat
Onderbreek de stroomtoevoer met de hoofdscha-
kelaar van de inrichting.
GEVAAR
Controleer of geen gaslekken aanwezig zijn.
Let op voor de beweging van de gasstraat: gevaar
op beknelling van ledematen.
Controleer of de gasstraat correct geïnstalleerd is
en of er geen brandstoflekken zijn.
De bediener dient de uitrusting, nodig voor het uit-
voeren van de installatie, te gebruiken.
De gasstraat is voorzien voor aansluiting op de brander met de
flens 1)(Afb. 28).
20125168
1
20124045
Installatie
5.14.4 Gasdruk
Tab. H duidt het vermogensverlies van de verbrandingskop en
van de gassmoorklep aan in functie van het werkingsvermogen
van de brander.
kW
9500
10000
10500
11100
11600
12200
12700
13200
13700
14300
De gegevens van het thermische vermogen en
de gasdruk op de knop betreffen de werking
met de gassmoorklep helemaal geopend (90°).
OPGELET
De waarden vermeld in Tab. H verwijzen naar:
–
Aardgas G 20 Cal. ond. w. 9,45 kWu/Sm
–
Aardgas G 25 Cal. ond. w. 8,13 kWu/Sm
Kolom 1
Drukverlies branderkop.
Gasdruk gemeten op afnamepunt 1)(Afb. 29), met:
•
verbrandingskamer op 0 mbar;
•
brander functionerend aan het maximum modulatievermo-
gen;
•
verbrandingskop geregeld op pag. 21.
Kolom 2
Drukverlies gassmoorklep 2)(Afb. 29) met maximumopening:
90°.
Om het ruw geschatte vermogen van de werking van de brander
te kennen:
–
trek van de gasdruk aan het afnamepunt 1)(Afb. 29) de druk
in de verbrandingskamer af.
–
Zoek in Tab. H van de brander de drukwaarde die het dichtst
bij het resultaat van de aftrekking ligt.
–
Lees aan de linkerkant het overeenkomstige vermogen af.
Voorbeeld met aardgas G20:
Werking aan maximum modulatievermogen
Gasdruk op het afnamepunt 1)(Afb. 29)
Druk in de verbrandingskamer
Een druk van 39,2 mbar, kolom 1, komt in Tab. H overeen met
een vermogen van 8000 kW.
Het betreft hier slechts een eerste schatting; het werkelijke debiet
wordt daarna gemeten op de gasmeter.
Om de noodzakelijke gasdruk op het afnamepunt 1)(Afb. 29) te
kennen, na vaststelling van het maximum modulatievermogen
Afb. 28
waarmee de brander moet werken:
–
zoek in Tab. H van de brander de waarde voor het vermogen
die het dichtst in de buurt van de gewenste waarde ligt.
–
Lees aan de rechterkant, kolom 1, de druk aan het afname-
punt 1)(Afb. 29).
–
Tel bij deze waarde de veronderstelde druk in de verbran-
dingskamer op.
26
NL
1 p (mbar)
2 p (mbar)
G 20
G 25
G 20
60
89
17
63
94
19
69
103
21
76
113
23
84
125
25
92
137
27
101
150
29
109
162
31
116
173
33
122
182
36
3
(8,2 Mcal/Sm
3
(7,0 Mcal/Sm
= 44,2 mbar
=
44,2 - 5
= 39,2 mbar
G 25
25
28
31
34
37
40
43
46
49
54
Tab. H
3
)
3
)
5 mbar