11.2.3.Verwarmingsinstelling
Selecteer het doelitem en ga naar de instellingenpagina.
Pas de opstartinstellingen en -waarden aan op basis van
de eisen van de eindgebruiker.
Alle ingestelde parameters en beperkingen vindt u in
11.3 Bedieningsinstellingen.
Ofwel de koelmodus ofwel de verwarmingsmodus moet
ingeschakeld zijn, en ze kunnen niet allebei tegelijk op
NON staan.
11.2.4.Automatische modusinstelling
Selecteer het doelitem en ga naar de instellingenpagina.
Pas de opstartinstellingen en -waarden aan op basis van
de eisen van de eindgebruiker.
Alle ingestelde parameters en beperkingen vindt u in
11.3 Bedieningsinstellingen.
11.2.5.Temp. type instelling
Selecteer het doelitem en ga naar de instellingenpagina.
Pas de opstartinstellingen en -waarden aan op basis van
de eisen van de eindgebruiker.
Alle ingestelde parameters en beperkingen vindt u in
11.3 Bedieningsinstellingen.
Als zowel DOUBLE ZONE als ROOM TEMP. zijn
ingeschakeld, is de ruimtetemperatuurregeling alleen
geldig voor Zone 2, en staat Zone 1 altijd onder
watertemperatuurregeling.
Wanneer Kamertemp. is ingeschakeld, wordt de
temperatuurcurve
afgedwongen en kan de ingestelde temperatuur van de
kamerthermostaat nog steeds worden aangepast. Het
type temperatuurcurve en de temperatuurcompensatie
kunnen worden ingesteld. (Het apparaat stopt met
werken
als
de
temperatuurcurve r wordt bereikt).
11.2.6.Instelling kamerthermostaat
Selecteer het doelitem en ga naar de instellingenpagina.
Pas de lanceringsinstellingen en -waarden aan op basis
van de eisen van de eindgebruiker.
Alle ingestelde parameters en beperkingen vindt u in
11.3 Bedieningsinstellingen.
•Als de kamerthermostaat is ingesteld op een
willekeurige waarde in plaats van NON, is de instelling
66
voor
de
kamerthermostaat
ingestelde
temperatuur
of
de