7.4.Waterlus met water vullen
OPMERKING
Controleer 6.3 Water voor u het met water vult op de
vereisten voor de waterkwaliteit. Pompen en kleppen
kunnen
vastlopen
als
waterkwaliteit.
Sluit de watertoevoer aan op de vulklep en open de klep.
Volg de geldende voorschriften.
Controleer of de automatische ontluchtingsklep open
staat.
Zorg voor een waterdruk van ongeveer 2,0 bar.
Verwijder de lucht in de ringleiding zoveel mogelijk met
behulp van de ontluchtingsventielen. Lucht in de
waterlus kan leiden tot storingen in de elektrische
backupverwarming.
OPMERKING
Tijdens het vullen is het misschien niet mogelijk om alle
lucht uit het systeem te verwijderen. Resterende lucht
wordt
verwijderd
ontluchtingskleppen tijdens de eerste werking van het
systeem.
Nadien kan bijvullen met water nodig zijn.
De waterdruk varieert met de watertemperatuur (een
hogere druk bij een hogere watertemperatuur). Houd de
waterdruk altijd boven 1,3 bar om te voorkomen dat er
lucht in de ringleiding komt.
Het kan zijn dat het apparaat te veel water afvoert via het
overdrukventiel.
Maximale waterdruk
7.5.De warmwatertank vullen met
water
Zie de specifieke handleiding van de warmwatertank.
7.6.Isolatie van waterleidingen
De volledige waterlus, inclusief alle leidingen, moet
geïsoleerd worden om condensatie tijdens het koelen,
vermindering van de verwarmings- en koelcapaciteit en
bevriezing van de buitenwaterleidingen in de winter te
voorkomen.
OPMERKING
Het isolatiemateriaal moet een brandwerendheidsklasse
B1 of hoger hebben en voldoen aan alle geldende
gevolg
van
een
slechte
via
de
automatische
3
bar
voorschriften.
De
thermische
afdichtingsmateriaal moet lager zijn dan 0,039 W/mK.
De aanbevolen dikte van het afdichtingsmateriaal ziet u
hieronder.
Leidinglengte (m) tussen de
unit en het aansluitapparaat
< 20
20~30
30~40
40~50
Als de buitenomgevingstemperatuur hoger is dan 30°C
en de luchtvochtigheid hoger is dan RH 80%, moet de
dikte van de afdichtingsmaterialen minstens 20 mm zijn
om condensatie op het oppervlak van de afdichting te
voorkomen.
7.7.Vorstbescherming
7.7.1. Beschermd door software
De software is uitgerust met specifieke functies om het
hele systeem tegen bevriezing te beschermen door de
warmtepomp en de back-upverwarming te gebruiken.
Wanneer de temperatuur van de waterstroom in het
systeem tot een bepaalde waarde daalt, zal de unit het
water verwarmen met behulp van de warmtepomp,
elektrische verwarmingsband of back-upverwarming.
De antivriesfunctie wordt alleen ingeschakeld wanneer
de temperatuur tot een bepaalde waarde stijgt.
Als de stroom uitvalt, kunnen de bovenstaande functies
het apparaat niet beschermen tegen bevriezing. Laat het
apparaat daarom altijd ingeschakeld.
Als de stroomtoevoer naar de unit voor langere tijd wordt
uitgeschakeld, moet het water in de systeemleiding
worden afgetapt om schade aan de unit en het
leidingsysteem door bevriezing te voorkomen.
Voeg bij stroomuitval glycol aan het water toe. Glycol
verlaagt het vriespunt van het water.
39
geleidbaarheid
van
Minimale isolatiedikte
(mm)
19
32
40
50
LET OP
het