INHOUD 1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN ................02 2 ALGEMENE INLEIDING ..................04 3 ACCESSOIRES ......................06 4 VOOR DE INSTALLATIE ..................06 5 BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET KOELMIDDEL ....07 6 INSTALLATIEPLAATS • 6.1 Kiezen van een locatie in koude klimaten ..............08 •...
Pagina 4
• 10.3 Eerste inbedrijfstelling bij een lage buitentemperatuur..........43 • 10.4 Controles voor de inbedrijfstelling ................43 • 10.5 Opstarten van het apparaat..................44 • 10.6 Instellen van de pompsnelheid ................. 44 • 10.7 Veldinstellingen ......................46 11 TEST WERKING EN EINDCONTROLES •...
Pagina 5
Bedradingsschema: Elektrisch regelsysteem Klemmenblok Hydraulisch systeem Koelmiddelsysteem OPMERKING De afbeelding en functie die in deze handleiding worden beschreven bevatten de componenten van de back-upverwarming. OPMERKING - De maximale lengte van de communicatiebedrading tussen de binnenunit en de controller bedraagt 50 m. - Netsnoeren en communicatiebedrading moeten afzonderlijk worden aangelegd, zij kunnen niet in dezelfde kabelgoot worden geplaatst.
1 VEILIGHEIDSMAATREGELEN De hier vermelde voorzorgsmaatregelen zijn onderverdeeld in de onderstaande typen. Ze zijn zeer belangrijk, dus zorg ervoor dat u ze nauwgezet volgt. Betekenissen van symbolen voor GEVAAR, WAARSCHUWING, LET OP en OPMERKING. INFORMATIE • Lees deze instructies zorgvuldig door voor de installatie. Houd deze handleiding bij de hand voor toekomstige raadpleging.
Pagina 7
GEVAAR • Schakel de stroomschakelaar uit voordat u elektrische klemonderdelen aanraakt. • Wanneer de onderhoudspanelen worden verwijderd, kunt u gemakkelijk onopzettelijk onderdelen onder spanning aanraken. • Laat het apparaat nooit onbeheerd achter zonder onderhoudspaneel tijdens de installatie of onderhoud. • Raak de waterleidingen niet aan tijdens en direct na gebruik, omdat ze heet kunnen zijn en uw handen eraan kunt verbranden.
• Installeer het apparaat niet op de volgende plaatsen: - Waar een nevel van (minerale) olie of oliedampen aanwezig zijn. Kunststofonderdelen kunnen worden aangetast en hierdoor losraken of gaan lekken. - Waar corrosieve (bijtende) gassen (zoals zwavelzuurgas) worden geproduceerd. Waar corrosie van koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan leiden tot koelmiddellekkage.
Pagina 9
• Als u de ingebouwde back-upverwarming aan het systeem toevoegt, kan de back-upverwarming de verwarmingscapaciteit • Zonne-energieset voor warmwatertank (niet meegeleverd) bij koude buitentemperaturen verhogen. De Een optionele zonne-energieset kan worden aangesloten back-upverwarming dient ook als back-up bij storingen en voor antivriesbescherming in de winter voor waterleidingen die zich op het apparaat.
3 ACCESSOIRES Accessoires die worden meegeleverd met het apparaat Hoeveelheid Hoeveelheid Naam Vorm Naam Vorm Installatie- en Y-filter gebruikershandleiding (dit boekje) Verbindingsadapter voor de Gebruiksaanwijzing wateruitlaatleiding Technische gegevenshandleiding Bedrade controller Thermistor voor warmwatertank Adapter voor de waterinlaatleiding (T5)* Verlengkabel voor T5 Netwerk bijbehorende draden*** Klemriem voor klantbedrading Beschikbare accessoires bij de leverancier...
5 BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET KOELMIDDEL Dit product bevat gefluoreerd gas dat niet naar de lucht mag worden afgevoerd. Type koelmiddel: R32; Volume van GWP: 675. GWP=Aardopwarmingsvermogen Hoeveelheid door de fabriek voorgevuld koelmiddel in het apparaat Model Ton CO2 equivalent Koelmiddel/kg 18 kW 5,00...
• Sterke wind van 5 m/sec of meer die tegen de luchtuitlaat van het apparaat blazen leidt tot kortsluiting (aanzuig- of afvoerlucht) en kan de volgende gevolgen hebben: - Afname van de operationele capaciteit. - Regelmatige snelle vorstvorming tijden het verwarmen. - Verstoring van de werking door een hogere druk.
6.2 Kiezen van een locatie in warme klimaten De buitentemperatuur wordt gemeten met de thermistor van de buitenunit, waardoor het noodzakelijk is om de buitenunit in de schaduw of onder een overkapping te installeren om direct zonlicht te vermijden zodat de thermistor niet beïnvloed wordt door de warmte van zon.
7.3 Positie van de afvoeropening Afvoeropening OPMERKING Er moet een elektrische verwarmingsband worden geïnstalleerd als het water bij koud weer niet kan worden afgevoerd. 7.4 Ruimtevereisten voor onderhoud 1) Installatie van een alleenstaand apparaat (muur of obstakel) Luchtinlaat >300 Houd de elektrische bedrading en de leiding in goede staat Luchtinlaat >600...
OPMERKING Zorg ervoor dat u de thermostaatdraden aansluit op de juiste aansluitklemmen; Methode B moet worden geselecteerd (zie “9.7.6 Aansluiting van andere componenten / Voor kamerthermostaat"). Zie “10.7 Veldinstellingen / KAMERTHERMOSTA.” voor de juiste configuratie van de KAMERTHERMOSTAAT in de modus VOOR ONDERHOUDSMONTEUR.
• Circulatiepompwerking De circulatiepompen (1.7) en (10) worden actief zolang de ruimteverwarming actief is. De circulatiepomp (1.7) wordt actief zolang de verwarming van leidingwater (DHW) ingeschakeld is. • Ruimteverwarming 1) Het apparaat (1) zal werken om de beoogde waterlooptemperatuur te bereiken die op de bedrade controller is ingesteld. 2) De omloopklep moet zodanig worden gekozen dat de minimale waterstroming altijd gewaarborgd is zoals vermeld in “9.4 Aanleg van waterleidingen”.
Pagina 19
LET OP Zorg ervoor dat de ketel en de integratie van de ketel in het systeem voldoen aan de relevante lokale wet- en regelgeving. 8.4.1 Toepassing A De ketel verzorgd alleen warmte voor de ruimteverwarming. 12.1 12.3 12.2 ---- ---- FHL1 FHL2 FHLn...
Pagina 20
8.4.3 Toepassing C De ketel verzorgt de warmte voor de verwarming van leidingwater. Het in-/uitschakelen van de ketel worden geregeld door het apparaat. 12.1 12.3 12.2 ---- FHL1 FHL2 ---- FHLn Codering Assemblage-unit Codering Assemblage-unit Buitenunit Expansievat (niet meegeleverd) Manometer P_o: Buitencirculatiepomp (niet meegeleverd) Overdrukklep Collector/distributeur (niet meegeleverd)
• Wanneer de verwarming van het apparaat actief is, zal het apparaat werken om de beoogde waterlooptemperatuur te bereiken die in het bedieningspaneel is ingesteld. Wanneer weersafhankelijke werking actief is, wordt de watertemperatuur automatisch bepaald op basis van de buitentemperatuur. •...
Pagina 23
• De installateur is verantwoordelijk voor de werking en configuratie van het watercircuit ter plaatse. • We bieden alleen een regelfunctie voor een dubbel instelpunt. Met deze functie kunnen 2 instelpunten worden gegenereerd. Afhankelijk van beoogde watertemperatuur (vloerverwarmingscircuits en/of ventilatorconvectoren zijn vereist) kan het eerste instelpunt (ingesteld in het bedieningspaneel) of het tweede instelpunt worden geactiveerd.
8.7 Toepassing 7 De apparaten worden parallel geïnstalleerd en kunnen worden gebruikt voor koeling, verwarming en warm water. • 6 apparaten kunnen parallel worden aangesloten. Zie 9.7.5 voor het aansluitingsdiagram van het elektrische regelsysteem van het parallelsysteem. • Het parallelsysteem kan de werking van het hele systeem aansturen en controleren door de master aan te sluiten op de bedrade controller;...
9 OVERZICHT VAN HET APPARAAT 9.1 Demonteren van het apparaat Deur 1 Voor toegang tot de compressor, elektrische onderdelen en hydrauliekcompartiment WAARSCHUWING • Schakel alle stroom uit — oftewel de voeding van het apparaat — voordat u deur 1 verwijdert. •...
9.2.2 Schema van hydraulisch systeem 12.2 TW_in 12.1 TW_out Codering Assemblage-unit Toelichting Resterende lucht in het watercircuit wordt automatisch uit het Ontluchtingsventiel watercircuit verwijderd. Expansievat Houdt de watersysteemdruk in evenwicht (Volume van expansievat: 8 L) Circulatiepomp Circuleert water door het watercircuit. Voorkomt overmatige waterdruk door bij 3 bar te openen en het Overdrukklep water af te voeren uit het watercircuit.
9.3.1 Hoofdbesturingskaart van hydraulische module CN24 CN21 CN28 CN16 CN32 CN13 CN15 CN29 CN18 CN25 CN42 CN40 DIS1 CN31 CN41 CN22 CN35 CN36 CN17 26 27 14 15 CN11 CN30 Order Poort Code Assemblage-unit Order Poort Code Assemblage-unit VOEDING M1 M2 Poort voor afstandsschakelaar CN21 Poort voor stroomvoorziening...
Pagina 28
9.3.2 Omvormermodule CN16 CN22 CN15 CN23 CN12 CN13 CN20 CN14 Assemblage-unit Codering Uitgangspoort voor +15 V (CN20) Poort voor communicatie met PCB B (CN8) Compressor-aansluitpoort W Compressor-aansluitpoort V Compressor-aansluitpoort U Ingangspoort P_out voor IPM-module Ingangspoort P_in voor IPM-module Ingangspoort voor hoge drukschakelaar (CN23) Schakelvoeding voor voedingspoort (CN2) Voedingsfiltering L1 (L1) Voedingsfiltering L2(L2)
9.3.3 Hoofdbesturingskaart van het apparaat CN41 CN26 CN24 CN36 CN21 CN18 CN31 CN29 CN10 CN35 CN11 CN28 CN37 CN20 CN22 CN27 20 V V i n CN30 CN38 CN107 CN109 CN53 Codering Assemblage-unit Codering Assemblage-unit Voedingspoort voor PCB B (CN41) Voedingspoort voor hydro-box-besturingskaart (CN21) Poort voor IC-programmering (CN11) Poort voor andere temp.sensor (CN35)
Pagina 30
9.3.4 Filterbord CN204 CN205 CN206 CN30 CN214 CN202 CN203 CN200 CN201 CN212 PCB C Codering Assemblage-unit Codering Assemblage-unit Voeding L3(L3) Voedingspoort voor hoofdbesturingskaart (CN30) Voeding L2(L2) Voedingsfiltering L1 (L1) Voeding L1(L1) Voedingsfiltering L2(L2) Voeding N(N) Voedingsfiltering L3(L3) Aardedraad (PE1) Poort voor communicatie met PCB B (CN8) Voeding voor PCB A schakelvoeding (CN214) Voedingspoort voor DC-ventilator (CN212)
9.4 Aanleg van waterleidingen Er is rekening gehouden met alle leidinglengten en -afstanden. Vereisten Klep De maximaal toegestane thermistorkabellengte is 20 meter. Dit is de maximaal toegestane afstand tussen de warmwatertank en het apparaat (alleen voor installaties met een warmwatertank). De thermistorkabel die bij de Thermistorkabellengte minus 2 meter warmwatertank wordt meegeleverd is 10 meter lang.
Controleer het volgende voordat u verder gaat met de installatie van het apparaat: • De maximale waterdruk ≤ 3 bar. • De maximale watertemperatuur ≤ 70°C volgens de instelling van de veiligheidsinrichting. • Gebruik altijd materialen die compatibel zijn met de gebruikte materialen in het systeem en het apparaat. •...
• berekenen van de voordruk het expansievat: • Bepaal aan de hand van het de onderstaande Pg(bar)=(H(m)/10+0,3) bar grafiek de berekende voordruk (Pg) voor het overeenkomstige maximale watervolume. Het expansievat in de eenheid moet de voordruk ook aanpassen. • Controleer of het totale watervolume in het totale •...
9.4.4 Antivriesbescherming van het WAARSCHUWING watercircuit Door de aanwezigheid van glycol is corrosie van het systeem onmogelijk. Ongeremde glycol wordt onder IJsvorming kan schade toebrengen aan het hydraulische invloed van zuurstof omgezet in glycolzuur. Dit proces systeem. Aangezien de buitenunit kan worden wordt versneld door de aanwezigheid van koper en bij blootgesteld aan temperaturen onder het vriespunt, hoge temperaturen.
INFORMATIE 2. Bescherming tegen bevriezing door antivrieskleppen ▪ Bescherming tegen barsten: de glycol voorkomt dat Informatie over antivrieskleppen de leidingen barsten, maar NIET dat de vloeistof erin Wanneer er geen glycol wordt toegevoegd aan het water, bevriest. kunt u antivrieskleppen gebruiken om het water uit het ▪...
OPMERKING Het is mogelijk dat tijdens het vullen niet alle lucht uit het systeem verwijderd wordt. Achtergebleven lucht wordt tijdens de eerste bedrijfsuren van het systeem door automatische ontluchtingsventielen verwijderd. Het achteraf bijvullen van het water kan nodig zijn. • De waterdruk die op de manometer wordt aangegeven, is afhankelijk van de watertemperatuur (hogere druk bij hogere watertemperatuur).
OPMERKING Gebruik H07RN-F voor de voedingskabel, alle kabels zijn aangesloten op hoogspanning, behalve de thermistorkabel en de kabel voor het bedieningspaneel. • Apparatuur moet geaard worden. • Alle externe hoogspanningslaadstroom, als het metaal of een geaarde poort is, moet geaard worden. •...
9.7.6 Aansluiting van andere componenten P_c P_o P_s P_d ASH1 ASH2 1OFF 2OFF IBH1 N 3ON DFT2 DFT1 3OFF CN11 CN30 Code Code Afdrukken Verbinden met Afdrukken Verbinden met Ingangssignaal ① zonne-energie Bedrade controller ① Kamerthermostaatin- ② gang (hoogspanning) SV1 (3-wegklep) CN11 Buitenunit ②...
Pagina 41
2) Voor kamerthermostaat a. type 1 (RT1) (hoogspanning) WARMTE KOELEN VOEDING IN VOEDING IN VOEDING IN VOEDING IN Methode C Methode A Methode B b. type 2 (RT1) (laagspanning): in hoofdbesturingskaart van hydraulische module CN31 CL COM CL COM CL COM KOELEN WARMTE VOEDING IN...
Pagina 42
B.1 Het apparaat schakelt zich in wanneer het apparaat een spanning detecteert van 230 VAC tussen H en N. B.2 Het apparaat schakelt zich uit wanneer het apparaat een spanning detecteert van 0 VAC tussen H en N. OPMERKING Wanneer KAMERTHERMOSTA. is ingesteld op JA, kan de binnentemperatuursensor Ta niet als geldig worden ingesteld en werkt het apparaat alleen volgens T1.
Pagina 43
Spanning 220-240 VAC Procedure Maximale bedrijfsstroom (A) • Sluit de kabel aan op de overeenkomstige aansluitklemmen (zie afbeelding). Bedradingsgrootte (mm²) 0,75 • Zorg ervoor dat de kabel goed vastzit. Signaaltype regelpoort Type 2 5) Voor boosterverwarming: Spanning 220-240 VAC Maximale bedrijfsstroom (A) BESTURINGSSIGNAALUITGANG Bedradingsgrootte (mm²) 0,75...
Pagina 44
10) Voor de uitgang ontdooisignaal: DFT2 DFT2 Spanning 220-240 VAC Maximale bedrijfsstroom (A) Bedradingsgrootte (mm²) 0,75 ZEKERING Signaaltype regelpoort Type 1 ONTDOOI- EN-PROMPTSIGNAAL 11) Voor bedrade controller: COMMUNICATIE “GEBRUIK AFGESCHERMD EN GEAARDE DRAAD.” MODBUS Draadtype 5-aderige afgeschermde kabel OPMERKING Draaddoorsnede (mm²) 0,75~1,25 Deze apparatuur ondersteunt het MODBUS RTU-communicatieprotocol.
10 INBEDRIJFSTELLING EN CONFIGURATIE het apparaat moet door de installateur worden geconfigureerd zodat deze overeenkomt met de installatieomgeving (buitenklimaat, geïnstalleerde opties enz.) en voldoet aan de gebruikersbehoefte. LET OP Het is belangrijk dat alle informatie in dit hoofdstuk opeenvolgend van begin tot eind wordt gelezen door de installateur en dat het systeem op passende wijze wordt geconfigureerd.
3. De automatische instelcurve voor de warmtemodus De automatische ingestelde curve is de negende curve, de negende curve kan als volgt worden ingesteld: T1S (T1S2) T1SETH1 T1SETH2 T4H1 T4H2 Staat: als de instelling van de bedrade regelaar T4H2<T4H1, verwissel dan hun waarden; als T1SETH1<T1SETH2, verwissel dan hun waarden.
WAARSCHUWING • Schakel de voeding uit voor het openen van het onderhoudspaneel van de schakelkast en het wijzigen van de DIP-switchinstellingen. • Bedien de schakelaars met een geïsoleerde stok (zoals een gesloten balpen) om elektrostatische schade te voorkomen aan de componenten. DIP-schake- Fabrieksin- DIP-schake-...
10.5 Opstarten van het apparaat Bij het inschakelen van de voeding van het apparaat, wordt "1%~99%" weergegeven in het bedieningspaneel tijdens de initialisatie. Tijdens dit proces kan het bedieningspaneel niet worden gebruikt. 10.6 Instellen van de pompsnelheid De pompsnelheid kan worden ingesteld met de rode knop op de pomp. De pompsnelheid wordt aangegeven door de inkeping.
Pagina 49
codenr. Storing Oorzaak Oplossing Stroomtoevoer te laag aan de Netonderspanning Controleer de netspanning. netzijde Netoverspanning Controleer de netspanning. Stroomtoevoer te hoog aan de netzijde Turbinewerking Controleer de waterloop, De pomp wordt achteruit installeer zo nodig aangedreven (de vloeistof terugslagkleppen stroomt door de pomp van de druk naar de zuigzijde) Blokkering De rotor is geblokkeerd.
10.7 Veldinstellingen Het apparaat moet door de installateur worden geconfigureerd zodat deze overeenkomt met de installatieomgeving (buitenklimaat, geïnstalleerde opties enz.) en voldoet aan de gebruikersbehoefte. Een aantal veldinstellingen zijn beschikbaar. Deze instellingen zijn toegankelijk en programmeerbaar via “VOOR ONDERHOUDSMONTEUR” in het bedieningspaneel. Inschakelen van het apparaat Wanneer bij het inschakelen van het apparaat "1%~99%"...
Pagina 51
10.7.1 WARMWATERINSTELLING 2 KOELMODUS INSTELLING 2.11 T4C2 25°C DHW = warmleidingwater 2.12 ZONE1 C-EMISSIE Ga naar > VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 1. 2.13 ZONE2 C-EMISSIE WARMWATERINSTELLING. Druk op . De volgende pagina's worden weergegeven: WARMWATERINSTELLING AANPASSEN 1.1 DHW MODUS 10.7.3 WARMTEMODUS INSTELLING 1.2 DISINFECT Ga naar >...
Pagina 52
Als u WATERLOOP TEMP. of alleen KAMERTEMP. op JA instelt, worden de volgende pagina's weergegeven. alleen WATERLOOP TEMP. JA alleen KAMER TEMP. JA Als u WATERLOOP TEMP. en KAMERTEMP. op JA instelt en DUBBEL ZONE op JA of NEE, worden de volgende pagina's weergegeven.
OPMERKING 9 SERVICE OPROEP INSTELLING TELEFOON NR. 0000000000000 KAMERTHERMOSTA. = NEE, geen MOBIELE NR. 0000000000000 kamerthermostaat. KAMERTHERMOSTA. = MODE IN., Methode A moet gebruikt worden voor de bedrading van de kamerthermostaat. AKKOORD AANPASSEN KAMERTHERMOSTA. = ÉÉN ZONE, Methode B Druk op ▼...
Ga naar > VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 11. TEST WERKING. Als u ONTLUCHTEN selecteert en op drukt, wordt de Druk op . De volgende pagina wordt weergegeven: volgende pagina weergegeven: 11 TEST WERKING 11 TEST WERKING Activeer de instellingen en activeer Test run is ingeschakeld.
Ga naar > VOOR ONDERHOUDSMONTEUR> 12. 11 TEST WERKING SPECIALE FUNCTIE. Test run is ingeschakeld. Als tijdens de vloerverwarming een grote hoeveelheid water Warmtemodus is ingeschakeld. op de vloer blijft liggen, kan de vloer kromtrekken of zelfs Wateruittredetemperatuur is 15°C. scheuren.
Pagina 56
Tijdens de vloervoorverwarming zijn alle knoppen, 12.2 VLOER DROOGT behalve , gedeactiveerd. Druk op als u de vloervoorverwarming wilt uitschakelen. WILT U DE VLOERDROOGFUNCTIE De volgende pagina wordt weergegeven: UITSCHAKELEN? 12.1 VLOERVOORVERWARMING Wilt u de voorverwarming voor vloerfunctie uitschakelen? AKKOORD ...
Pagina 57
10.7.16 CASCADE SET De functie AUTO HERSTART past de instellingen van het bedieningspaneel opnieuw toe op het moment van Instructies voor het instellen van de CASCADE SET stroomstoring. Als deze functie is uitgeschakeld, wordt het apparaat niet automatisch opnieuw gestart na een Ga naar >...
Pagina 58
10.7.16 Parameters instellen De parameters voor dit hoofdstuk staan in de onderstaande tabel. Opdracht- Instelling Code Staat Standaard Minimum Maximum Eenheid nummer interval DHW MODUS In-/uitschakelen van de DHW-modus: 0=NEE, 1=JA DISINFECT In-/uitschakelen van de desinfecteermodus: 0=NEE, 1=JA DHW PRIORITEIT In-/uitschakelen van de DHW-prioriteitsmodus: 0=NEE, 1=JA PUMP_D In-/uitschakelen van de DHW-pompmodus: 0=NEE, 1=JA...
Pagina 59
WARMTEMODUS In-/uitschakelen van warmtemodus De vernieuwingsinterval van klimaat-gerelateerde t_T4_FRESH_H curves voor de warmtemodus De maximale bedrijfsomgevingstemperatuur voor de T4HMAX warmtemodus De minimale bedrijfsomgevingstemperatuur voor de T4HMIN warmtemodus dT1SH Het temperatuurverschil voor het opstarten van het apparaat (T1) Het temperatuurverschil voor het opstarten van het dTSH apparaat (Ta) De temperatuurinstelling 1 van klimaat-gerelateerde...
Pagina 60
12.4 t_DRYUP De dag van verwarming tijdens het drogen van de vloer De continu dagen op hoge temperatuur tijdens 12.5 t_HIGHPEAK het drogen van de vloer De dag met een lagere temperatuur tijdens het 12.6 t_DRYD drogen van de vloer De beoogde piektemperatuur van de waterloop 12.7 T_DRYPEAK...
TEST WERKING EN De volgende controles moeten minstens eenmaal per jaar worden uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon. EINDCONTROLES • Waterdruk Controleer de waterdruk. Vul het systeem aan met water De installateur is verplicht om de juiste werking van het als de druk lager is dan 1 bar. apparaat te controleren na de installatie.
13 PROBLEEMOPLOSSING De hoofdstuk bevat nuttige informatie voor het vaststellen en oplossen van bepaalde problemen die kunnen optreden in het apparaat. Deze probleemoplossing en daarmee samenhangende corrigerende maatregelen mogen alleen worden uitgevoerd door uw lokale monteur. 13.1 Algemene richtlijnen Voer voor de probleemoplossingsprocedures een grondige visuele inspectie uit van het apparaat en zoek naar zichtbare gebreken zoals losse aansluitingen of defecte bedrading.
Pagina 63
Symptoom 3: De pomp maakt lawaai (cavitatie) MOGELIJKE OORZAKEN CORRIGERENDE MAATREGEL Er zit lucht in het systeem. Ontlucht het systeem. • Controleer op de manometer of er voldoende waterdruk is. De waterdruk moet >1 bar zijn (koud water). • Controleer of de manometer niet kapot is. Waterdruk bij de •...
Symptoom 8: DHW-modus kan niet meteen veranderen naar de warmtemodus MOGELIJKE OORZAKEN CORRIGERENDE MAATREGEL • Stel “t_DHWHP_MAX” in op de minimale waarde; de aanbevolen waarde is 60 minuten. • Als de circulatiepomp buiten het apparaat niet wordt aangestuurd door Warmtewisselaar voor het apparaat, probeer de pomp dan aan te sluiten op het apparaat.
Pagina 66
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL 1. Controleer de weerstand van de sensor Storing van temperatuursensor 2. De T3-sensorconnector zit los. Sluit hem opnieuw aan. van de 3. De T3-sensorconnector is nat of er zit water in. Droog de condensorkoelmiddeluitlaat connector.
Pagina 67
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL 1. Controleer de weerstand van de sensor. 2. De Tbt12-sensoraansluiting zit los. Sluit hem opnieuw aan. Storing van onderste 3.De Tbt2 sensoraansluiting is nat of er zit water in, verwijder het temperatuursensor van water, maak de aansluiting droog.
Pagina 68
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL 1. Kabel verbindt niet tussen hoofdbesturingskaart PCB B en de Communicatiestoring tussen hoofdbesturingskaart van binnenunit. Sluit de kabel aan. de hoofdbesturingskaart PCB 2. Controleer op een sterk magnetische veld of sterke en de hoofdbesturingskaart stroomstoringsbronnen zoals liften, stroomtransformatoren enz.
Pagina 69
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL 1. Controleer de weerstand van de sensor. 2. De Tw2-sensorconnector zit los. Sluit hem opnieuw aan. Storing van Zone 2 3. De Tw2-sensorconnector is nat of er zit water in. Droog de waterstroomtemperatuursensor (Tw2).
Pagina 70
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL Warmtemodus, DHW-modus: 1. De waterloop is laag; watertemperatuur is hoog, of er lucht zit in het watersysteem. Ontlucht. 2. De waterdruk is lager dan 0,1 Mpa; vul het water bij voor een waterdruk van 0,15~0,2 Mpa.
Pagina 71
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL 1. Voedingsspanning van het apparaat is laag; verhoog de spanning naar het benodigde bereik. 2. De ruimte tussen de apparaten is te nauw voor warmtewisseling. Vergroot de ruimte tussen de apparaten. 3.
Pagina 72
STORINGS- STORING OF STORINGSOORZAAK EN CODE BEVEILIGING CORRIGERENDE MAATREGEL Modulestoring van de DC-compressoromvormer DC-bus laagspanningsbeveiliging (van omvormermodule vooral wanneer de compressor draait) DC-bus hoogspanningsbescherming 1. Controleer de druk van het warmtepompsysteem; van DC-driver 2. Controleer de faseweerstand van de compressor; 3.
15 ONDERHOUDSINFORMATIE 1) Controle van het gebied Voordat er wordt begonnen aan de werkzaamheden op systemen die brandbare koelmiddelen bevatten, moeten veiligheidscontroles worden uitgevoerd om het risico op ontsteking tot een minimum te beperken. Voor reparaties aan het koelmiddelsysteem moeten de volgende voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen voordat er wordt begonnen aan de werkzaamheden aan het systeem.
Pagina 75
b) Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de onderstaande punten om ervoor te zorgen dat de behuizing tijdens de werkzaamheden aan elektrische componenten niet dusdanig wordt gewijzigd dat het beschermingsniveau negatief wordt beïnvloed. Dit omvat schade aan kabels, een buitensporig aantal aansluitingen, aansluitklemmen die niet volgens de originele specificaties zijn gemaakt, schade aan verzegelingen, onjuiste montage van kabeldoorvoeren enz.
Pagina 76
• U moet er nadrukkelijk voor zorgen dat het koelsysteem niet overmatig wordt gevuld. • De druk van het systeem moet eerst worden getest met OFN voordat het wordt gevuld. Het systeem moet na het vullen en voor inbedrijfstelling worden getest op lekken. Een aanvullende lektest moet worden uitgevoerd voordat de locatie wordt verlaten. 17) Buitenbedrijfstelling Voordat deze procedure wordt uitgevoerd, is het noodzakelijk dat de monteur volledig en op gedetailleerde wijze vertrouwd is met de apparatuur.
BIJLAGE B: Breng de E-verwarmingstape aan bij de afvoeropening (door de klant) Breng de E-verwarmingstape aan bij de afvoeropening naar de XT3-draadkoppeling. Naar de verwarmingstape van afvoeropening OPMERKING: De afbeelding is alleen ter referentie, raadpleeg het werkelijke product. De spanning van de E-verwarmingstape mag niet hoger zijn dan 40 W/200 mA, voedingsspanning 230 VAC.