Instellingen opslaan
De huidige instellingen kunnen worden opgeslagen onder een van beide Aangepaste modi.
1
Pas de instellingen aan om ze op te slaan.
• Draai de subregelaar naar een andere stand dan n (fi lmmodus).
2
Markeer [Aang. modi reset/toew] in W Opnamemenu 1 en druk op de
knop Q.
3
Markeer [Aangepaste modus C1] of [Aangepaste modus C2] en druk op de
knop Q.
4
Markeer [Instellen] en druk op de knop Q.
• Bestaande instellingen worden overschreven.
• Selecteer [Resetten] om het vastleggen te annuleren.
• Opgeslagen instellingen kunnen snel worden opgeroepen door de subregelaar naar C1 of
C2 te draaien. g "Aangepaste modi (Aangepaste modi C1/C2)" (Blz. 37)
Verwerkingsopties (Fotomodus)
U kunt individuele aanpassingen instellen voor het contrast, de scherpte en andere
parameters in de instellingen van [Fotomodus] (Blz. 50). Wijzigingen in parameters
worden voor elke fotomodus afzonderlijk opgeslagen.
1
Markeer [Fotomodus] in W Opnamemenu 1 en druk
op de knop Q.
• De camera geeft de fotomodi weer die beschikbaar zijn in
de huidige opnamemodus.
2
Selecteer een optie met FG en druk op de knop Q.
• Druk op I om gedetailleerde opties in te stellen voor de geselecteerde fotomodus.
Voor bepaalde fotomodi zijn er geen gedetailleerde opties beschikbaar.
• Veranderingen van het contrast hebben alleen effect bij de instelling [Normaal].
Opnamemenu 1
1
1
Aang. modi reset/toew
Fotomodus
2
AF-veld
Terug
Instellen
4
NL
81