Kan niet scherpstellen
• De camera kan niet scherpstellen op onderwerpen die te dicht bij de camera staan of die
niet geschikt zijn voor automatisch scherpstellen (het AF-bevestigingsteken knippert in
de monitor). Vergroot de afstand tot het onderwerp of stel scherp op een object met veel
contrast op dezelfde afstand van de camera als uw hoofdonderwerp, bereid de foto voor
en maak de foto.
Objecten waarop de camera moeilijk kan scherpstellen
Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen.
AF-teken knippert.
Deze objecten
worden niet
scherpgesteld.
AF-teken gaat
branden maar
het object is niet
scherpgesteld.
*1 U kunt de opname ook kadreren door de camera verticaal te houden om scherp te stellen,
waarna u terugkeert naar de horizontale positie om de foto te nemen.
Ruisonderdrukking is geactiveerd
• Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen
beeldruis verschijnen. De camera activeert de ruisonderdrukking na het fotograferen met
lange sluitertijden. Maak tijdens dit proces geen opname. U kunt [Ruisonderdr.] op [Uit]
zetten.
g [Ruisonderdr.] (Blz. 97)
De datum en tijd zijn niet ingesteld
De camera wordt gebruikt met de instellingen van het moment van aanschaf
• De datum en tijd van de camera zijn niet ingesteld bij aanschaf. Stel de datum en tijd in
voordat u de camera gebruikt. g "Initiële instelling" (Blz. 18)
De batterij is uit de camera verwijderd
• De datum en tijd worden terug gezet naar de standaardinstellingen af fabriek als ongeveer
1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als
de batterij maar gedurende een korte tijd in de camera heeft gezeten. Controleer, voordat
u belangrijke foto's gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
Object met weinig
contrast
Objecten op
verschillende
afstanden
Extreem fel licht in het
midden van het beeld
Snel bewegend
onderwerp
Het onderwerp bevat
geen verticale lijnen *
1
Het onderwerp
valt niet binnen
het AF-gebied
NL
9
131