11.12 Temperatuurmeting
Tijdens het meten van de temperatuur mag enkel de temperatu-
ursensor aan de te meten temperatuur onderhevig worden gesteld.
Over- of onderschrijd de bedrijfstemperatuur van de DMM niet om
foutieve metingen te vermijden.
De contact-temperatuursensor mag alleen op spanningsvrije opper-
vlakken worden gebruikt.
Alle temperatuursensoren van het type K kunnen worden gebruikt om de tem-
peratuur te meten. De temperatuur kan in °C of °F worden weergegeven. De
meegeleverde draadsensor is geschikt voor het bereik van -20 tot +230°C. Met
een optionele sensor kan het gehele meetbereik (-40 tot +1000 °C) worden
gebruikt.
Schakel de DMM in en selecteer de
meetfunctie "°C°F".
Steek de meegeleverde draad-
temperatuursensor met de juiste
polariteit in de °C (+) en COM (-)
meetbus.
Op het display wordt de temper-
atuurwaarde met de bijbehorende
eenheid weergegeven.
Het omschakelen van °C naar °F
gebeurt met de toets "SELECT".
Zodra "OL" (voor overload = overb-
elast) wordt weergegeven op het
display, heeft u het meetbereik
overschreden.
Als er geen sensorprobe is aanges-
loten, is de uitlezing op het display niet relevant en moet deze worden gene-
geerd.
Verwijder na het meten de sensor van het te meten object en zet de DMM uit.
158
COM
-
+