7.3
Procedure voor inbedrijfstelling
Afb.80
Inschakelen
8
7682772 - v02 - 11012018
Opgelet
De eerste inbedrijfstelling moet worden uitgevoerd door een er
kend installateur.
1. Plaats het voorpaneel terug op de binnenmodule.
2. Plaats de deur van het bedieningspaneel terug.
3. Zet de bovendeksel terug op zijn plaats.
4. Sluit de buitenunit
5. Controleer de conformiteit van de uitschakelautomaat voor de bin
nenunit, buitenunit en de bijverwarmingen.
6. Schakel de stroomonderbreker van de buitenunit in op het schakel
paneel door deze in de I-stand te zetten.
7. Schakel de stroomonderbreker van de binnenmodule in op het scha
kelpaneel door deze in de I-stand te zetten.
8. Voor modellen met elektrische bijverwarming: schakel de stroomon
derbreker van de elektrische bijverwarming in op het schakelpaneel
door deze in de I-stand te zetten.
9. Zet de warmtepomp aan met de aan/uit-schakelaar.
10. Als het apparaat voor de eerste keer wordt opgestart, wordt op het
bedieningspaneel het menu CNF weergegeven waarmee het type
buitenunit van de installatie kan worden ingesteld.
11. Stel de parameters CN1 en CN2 in overeenkomstig de tabel hieron
der.
Tab.39
Vermogen
van de
buitenunit
4,5 kW
4,5 kW
6 kW
6 kW
8 kW
8 kW
MW-3000468-01
11 kW
11 kW
16 kW
16 kW
12. De warmtepomp begint de opstartcyclus.
Voor meer informatie, zie
Selecteren van het type buitenunit en het type bijverwarming, pa
gina 95
Navigeren door de menu's, pagina 75
7.3.1
Opstartcyclus
Tijdens de opstartcyclus vertoont het display verschillende korte informa
tie-items voor controle.
Deze informatie-items worden achter elkaar weergegeven.
Waarde van de parameters CN1 en CN2
Type bijverwarming
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
Elektrisch
Hydraulisch
7 Inbedrijfstelling
CN1
CN2
17
7
16
7
7
7
2
7
8
7
3
7
9
7
4
7
10
7
5
7
MIV-4S
69