Inhoudsopgave
Advertenties
Displays en indicators
Weergave van sensorstoringen
Als het apparaat vaststelt dat er een sensorstoring is (een sensor is losgeraakt, defect of
verkeerd geplaatst of kan niet worden gebruikt met de monitor) of als er geen signaal van de
pulsoxymetersensor wordt waargenomen, verschijnt er een streepje (-) op de plaats van het
meest linkse cijfer op de SpO
-display. De weergegeven waarden worden tien seconden
2
bevroren als de storing van de pulsoxymetersensor of het gebrekkige signaal aanhoudt. Een
sensorstoring is een alarm met matige prioriteit.
Als de sensorstoring of het onvoldoende signaal niet wordt gecorrigeerd, worden de bevroren
waarden en het streepje links vervangen door streepjes in het midden van beide displays: de
SpO
-display en de pulsfrequentiedisplay, 10 seconden nadat het eerste streepje is
2
verschenen.
Als de sensorstoring of het gebrekkige signaal zich herstellen, werken ook de SpO
- en
2
pulsfrequentiedisplay weer normaal.
Alarmbalk
De alarmstaaf knippert geel of rood wat respectievelijk op een alarm met matige en hoge
prioriteit duidt. Deze indicator bevindt zich bij de bovenkant van het apparaat.
Signaallampje Alarmsignaal stoppen
Het signaallampje Alarmsignaal stoppen (aangeduid door het symbool
) bevindt zich links
van de aan/uit-knop. Telkens wanneer het signaallampje Alarmsignaal stoppen knippert,
vallen alle hoorbare alarmsignalen tijdelijk stil. Als het alarmvolume op "uit" wordt gezet, blijft
het signaallampje Alarmsignaal stoppen branden.
Pulsfrequentietoon
Als de pulsfrequentietoon actief is, klinkt een pieptoon bij elke waargenomen puls. Deze
pieptoon verandert van hoogte volgens de SpO
-waarden. Het standaardvolume is UIT.
2
Tijdens normaal bedrijf kan het volume worden gewijzigd (uit, laag of hoog) door kortstondig
op de vooruit-knop te drukken.
8
Advertenties
Inhoudsopgave
