Storing
Branderventilator komt
Geen netspanning op brander
ondanks branderop-
vraag niet in werking
Stekkerverbindingen van de schakelveldprintplaat of
van de automatische ontsteking zitten los
Branderventilator defect (lager vastgelopen)
Geen gasdruk
Lucht in de gasleiding
Gasregelblok gaat niet open
Geen ontsteking
Brander start hard
Startvertraging door slechte ontsteking
Geen ontsteking
Ontstekingselektroden kortgesloten
Afstand ontstekingselektroden te groot
Ontstekingselektroden vervuild of vochtig
Ontstekingselektroden afgebrand
Isolatielichaam gesprongen
Ontstekingstransformator defect
Ontstekingskabel defect, overslagen
Automatische ontsteking defect
Veel bedrijfsrumoer
Onjuiste branderinstelling
Houder branderventilator beschadigd
Thermo-akoestiek
Sterk fluitend, mecha-
Lager branderventilator defect
nisch geluid
STB-afschakeling
Waterdebiet te klein vanwege ingesloten lucht
Waterdebiet te klein vanwege snel sluitende kleppen
in het hele verwarmingsnet
Pompstilstand
Storende pompgeluiden Te hoge pompdruk
Slecht afgesteld warmteverdeelsysteem
Tab. 10-1 Mogelijke storingen aan de GCU compact
(21)
zie documentatie „Regeling RoCon BF"
Gas Combi Unit
Op de vloer geplaatste HR-gasketel met geïntegreerde boiler
008.1543899_02 – 04/2019 – NL
Mogelijke oorzaak
10
Mogelijke oplossing
▪ Stekker X1 aan de automatische ontsteking insteken vastklik-
ken.
▪ Spanning aan de klemmen L-N van de stekker X1 controle-
ren.
▪ Zekering controleren/vervangen.
▪ Stekkerverbindingen controleren / insteken.
▪ Branderventilator vervangen.
▪ Gasaansluiting controleren.
▪ Gasleiding ontluchten.
▪ Stekkerverbinding tussen veiligheids-gasregelblok en automa-
tische ontsteking controleren en op de juiste wijze insteken.
▪ Veiligheids-gasregelblok controleren (druk tijdens ontsteking
nul).
▪ Veiligheidsgasregelblok vervangen.
▪ Automatische ontsteking vervangen.
▪ Zie storing "Geen ontsteking".
▪ Ontstekingselektroden afstellen.
▪ Startvermogen controleren en indien nodig aanpassen.
▪ Ontstekingselektroden controleren, indien nodig instellen of
vervangen.
▪ Ontstekingselektroden controleren en indien nodig instellen.
▪ Ontstekingselektroden reinigen en branderinstelling controle-
ren.
▪ Ontstekingselektroden vervangen.
▪ Ontstekingselektroden vervangen.
▪ Ontstekingstransformator vervangen.
▪ Ontstekingskabel vervangen en oorzaak opsporen.
▪ Automatische ontsteking vervangen.
▪ De branderinstelling corrigeren.
▪ Zie storing "Sterk fluitend, mechanisch geluid".
▪ Toevoerverzamelbuis (zie
Afb.
er steken.
▪ De branderinstelling corrigeren.
▪ Branderventilator vervangen.
▪ Installatie ontluchten.
▪ Langzaam of tijdelijk verschoven sluitende kleppen plaatsen,
indien nodig overstroomklep monteren.
▪ Net- en PWM-stuursignaalaansluiting controleren, indien no-
dig pomp vervangen.
▪ Maximaal pompvermogen reduceren (instelling van parameter
[Max. vermogen pomp] stapsgewijs verlagen – niet onder
(21)
65%).
▪ Hydraulische afstelling uitvoeren.
Fouten en storingen
7-3, pos. 13) op venturisproei-
Installatie- en gebruikshandleiding
63