7
Verwarmingscel met gasbrander
3
Met de draaiknop het niveau "Lambda-Gx" selecteren.
è Overzicht wordt weergegeven.
4
Met de draaiknop de parameter [100% kalibratie] selecteren en
bevestigen.
è Overzicht wordt weergegeven.
5
Met de draaiknop de parameter [Verlaging Io-basis] selecteren
en bevestigen.
è Kalibratie wordt uitgevoerd. Na de kalibratie wordt er een
verstelbereik van -5 tot +10 aangegeven.
6
Rookgas analysetoestel op de testadapter van de rookgasleiding
aansluiten.
7
De de draaitoets de parameter [Verlaging Io-basis] zo verstellen
dat de rookgaswaarden binnen het gewenste bereik liggen.
8
Selectie bevestigen met een korte druk op de draaiknop.
è De kalibratie is voltooid.
è Brander start zonder problemen: geen verdere maatregelen
vereist.
è Branderstart weer foutief: startvermogen van de brander
controleren en indien nodig bijstellen.
Startvermogen van de brander controleren, instellen
De instelling van de parameter [Corr. startverm.] staat in recht-
streeks verband met de constructieve uitvoering.
1
Draaischakelaar op stand "Configuratie"
è Overzicht wordt weergegeven.
2
Met de draaiknop het niveau "Lambda-Gx" selecteren.
è Overzicht wordt weergegeven.
3
Met de draaiknop de parameter [Corr. startverm.] selecteren en
bevestigen.
è De actuele waarde wordt weergegeven.
4
Met de draaiknop de parameter [Corr. startverm.] instellen.
5
Selectie bevestigen met een korte druk op de draaiknop.
6
GCU compact uit- en weer inschakelen.
7
Branderverzoek (bijv. verwarmingswerking) gerereren.
è Brander start zonder problemen: controle van de rookgas-
waarden conform
Hfst. 7.3.3
den binnen de toegestane grenzen liggen, zijn er geen ver-
dere maatregelen vereist. De wijziging van het vermogen in
het bedrijfshandboek invoeren en met handtekening bevesti-
gen.
è Branderstart weer foutief: startvermogen opnieuw instellen
en indien nodig de gashoeveelheid aanpassen.
Gashoeveelheid branderstart instellen
Door de instelling van de parameter [Correctie Qgas start] kan de
gashoeveelheid bij de branderstart aangepast worden.
1
Draaischakelaar op stand "Configuratie"
è Overzicht wordt weergegeven.
2
Met de draaiknop het niveau "Lambda-Gx" selecteren.
è Overzicht wordt weergegeven.
3
Met de draaiknop de parameter [Correctie Qgas start] selecteren
en bevestigen.
è De actuele waarde wordt weergegeven.
4
Met de draaiknop de parameter [Correctie Qgas start] instellen.
5
Selectie bevestigen met een korte druk op de draaiknop.
6
GCU compact uit- en weer inschakelen.
Installatie- en gebruikshandleiding
50
herhalen. Als de rookgaswaar-
7
Branderverzoek (bijv. verwarmingswerking) gerereren.
è Brander start zonder problemen: controle van de rookgas-
waarden conform
Hfst. 7.3.3
den binnen de toegestane grenzen liggen, zijn er geen ver-
dere maatregelen vereist.
è Branderstart weer foutief: zie
Bij startproblemen na een vervanging van het veiligheids-gasre-
gelblok:
Door de instelling van de parameter [KL-offset CES] kan de startcon-
figuratie van het veiligheids-startregelblok voor de eerste brander-
start worden aangepast.
1
Draaischakelaar op stand "Configuratie"
è Overzicht wordt weergegeven.
2
Met de draaiknop het niveau "Lambda-Gx" selecteren.
è Overzicht wordt weergegeven.
3
Met de draaiknop de parameter [KL-offset CES] selecteren en
bevestigen.
è De actuele waarde wordt weergegeven.
4
Met de draaiknop de parameter [KL-offset CES] instellen.
5
Selectie bevestigen met een korte druk op de draaiknop.
6
GCU compact uit- en weer inschakelen.
7
Branderverzoek (bijv. verwarmingswerking) gerereren.
è Brander start zonder problemen: controle van de rookgas-
waarden conform
Hfst. 7.3.3
den binnen de toegestane grenzen liggen, zijn er geen ver-
dere maatregelen vereist.
è Branderstart na meerdere correcties verder foutief: zie
Hfst.
10.
Bij geluiden (fluiten, brommen e.d.) kunnen aanpassingen van de
hierboven beschreven startparameters (startvermogen, gashoeveel-
heid branderstart) de oplossing zijn.
Vanwege resonantie storende geluiden kunnen ook door de toepas-
sing van een geluidsdemper effectief gereduceerd worden (zie
Hfst.
4.2).
7.3.5
Oontstekings- en ionisatie-elektroden
instellen
VOORZICHTIG
Ontstekingselektroden kunnen breken als gevolg van kou-
devervorming.
▪ Alvorens de elektroden bij te stellen de brander demon-
teren en de elektroden laten gloeien m.b.v. een soldeer-
lamp.
De elektroden zijn in de fabriek optimaal ingesteld.
Na het vervangen resp. voor reparatiedoeleinden kan het noodzake-
lijk zijn om de afstand van de elektroden te controleren en indien no-
dig in te stellen (afmetingen zie
Na de vervanging resp. na de instelling van de elektroden moet de
brander opnieuw gestart worden en de functie, de dichtheid aan de
elektrodeflenzen en de branderinstellingen gecontroleerd worden
(zie
Hfst.
7.3.3).
Op de vloer geplaatste HR-gasketel met geïntegreerde boiler
herhalen. Als de rookgaswaar-
Hfst.
10.
herhalen. Als de rookgaswaar-
Afb.
7-5, testmaten vet).
Gas Combi Unit
008.1543899_02 – 04/2019 – NL