4. Ingebruikname
4.1 Apparaat inschakelen
Sluit het toestel aan op een stopcontact dat met
een aardlekschakelaar is beveiligd.
Zet de tuimelschakelaar 4 of 5 voor het ge-
wenste verwarmingsniveau in de stand 'Aan'.
6
5
Aanwijzing: Als er een tuimelschakelaar 4 of 5
in gebruik is, zal ook het lampje 6 van die schake-
laar branden.
Voor het hoogste verwarmingsniveau van
2000 W moet u beide tuimelschakelaars 4 en
5 in de stand 'Aan' zetten.
5
Aanwijzing:
De convector 1 verwarmt pas wanneer de
temperatuurregelaar 7 met de wijzers van de
klok mee is gedraaid, totdat een hoorbare klik
te horen is.
Als er een tuimelschakelaar 4 of 5 in gebruik
is, zal ook het lampje 6 van die schakelaar
branden.
De controlelampjes 6 gaan alleen uit wanneer
de temperatuurregelaar 7 in de stand " " staat.
4.2 Thermostaat instellen
Het
tuimelschakelaars 4 en 5 het gewenste
verwarmingsniveau te kiezen.
Draai de thermostaat 7 met de wijzers van de
klok mee tot aan de aanslag.
7
6
Als de gewenste temperatuur bereikt is, draait u
4
de thermostaat 7 weer terug tot u een duideli-
jk klikgeluid hoort. Controlelamje(s) 6 gaat/
gaan uit.
Een geïntegreerde mechanische thermostaat
schakelt nu automatisch de verwarmingsfunctie
en de controlelamp(en) aan/uit.
4.3 Apparaat uitschakelen
Zet de beide tuimelschakelaars 4 en 5 in
de stand 'Uit'. De controlelampjes 6 van de
tuimelschakelaars 4 en 5 gaan uit.
4
Draai de draaischakelaar van de traploos rege-
lbare thermostaat 7 in de stand " ".
Trek de voedingskabel uit het stopcontact.
Wacht met afdekken of opbergen van het
toestel tot het is afgekoeld.
toestel
inschakelen
door
met
de
NL/BE
11