®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
Detectie geen flow
is gebaseerd op een meting van snelheid en vermogen. De frequentieomvormer berekent het vermogen bij geen stroming voor een
bepaalde snelheid.
Deze samenhang is gebaseerd op de aanpassing van twee sets van snelheid en een bijbehorend vermogen bij geen stroming. Door het vermogen te
bewaken, is het mogelijk om situaties zonder stroming te detecteren in systemen met een fluctuerende zuigdruk of wanneer de pomp een vlakke ka-
rakteristiek heeft bij lagere snelheden.
De twee datasets moeten worden gebaseerd op vermogensmetingen bij circa 50% en 85% van de maximumsnelheid met gesloten klep(pen). De gegevens
worden geprogrammeerd in parametergroep 22-3*. Het is ook mogelijk om een
waarbij het inbedrijfstellingsproces automatisch wordt doorlopen en de gemeten gegevens automatisch worden opgeslagen. De frequentieomvormer
moet in Par. 1-00
Configuratiemodus
flow)
.
NB!
Bij gebruik van de ingebouwde PI-regelaar moet u de vermogensaanpassing bij geen stroming instellen voordat u de parameters voor
de PI-regelaar instelt!
Detectie lage snelheid:
Detectie lage snelh.
geeft een signaal als de motor draait op de minimumsnelheid die is ingesteld in Par. 4-11
Motorsnelh. lage begr. [Hz]
Par. 4-12
Het gebruik van Detectie lage snelh. is niet beperkt tot systemen met een situatie zonder stroming, maar kan worden gebruikt in alle systemen waarbij
een werking bij de minimumsnelheid kan leiden tot het stoppen van de motor totdat de belasting vraagt om een snelheid die hoger ligt dan de mini-
mumsnelheid, bijv. in systemen met ventilatoren en compressoren.
NB!
Zorg er bij pompsystemen voor dat de ingestelde minimumsnelheid in Par. 4-11
lage begr. [Hz]
hoog genoeg is voor detectie, aangezien de pomp ook kan draaien op een tamelijk hoge snelheid wanneer alle kleppen
gesloten zijn.
Drogepompdetectie:
Detectie geen flow
kan ook worden gebruikt om te detecteren of de pomp drooggelopen is (laag energieverbruik – hoge snelheid). Kan worden gebruikt
in combinatie met de ingebouwde PI-regelaar of een externe PI-regelaar.
De conditie voor een drogepompsignaal:
-
Energieverbruik lager dan het niveau bij geen stroming
en
-
Pomp draaiend op maximumsnelheid of maximumreferentie zonder terugkoppeling, afhankelijk van welke van deze het laagst is.
Het signaal moet actief zijn gedurende een bepaalde tijd (Par. 22-27
Mogelijke acties om te selecteren (Par. 22-26
-
Waarschuwing
-
Alarm
Detectie laag verm.
moet zijn ingeschakeld (Par. 22-23
ingesteld zijn op
Geen terugk
. om de autosetup te kunnen uitvoeren (zie parametergroep 22-3*
. Acties worden veel gebruikt in combinatie met Detectie geen flow (geen individuele selectie mogelijk).
Drogepompvertr.
Drogepompfunctie
):
Functie geen flow
) en in bedrijf zijn gesteld (parametergroep 22-3*
MG.11.C9.10 – VLT
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Laag verm. autosetup
Laag verm. autosetup
(Par. 22-20
Motorsnelh. lage begr. [RPM]
) voordat de geselecteerde actie wordt uitgevoerd.
3 Parameterbeschrijving
) uit te voeren,
Verm. aanp. geen
Motorsnelh. lage begr. [RPM]
of
Motorsnelh.
of Par. 4-12
Verm.aanp. geen flow
).
3
215