I
5
Parametrering via PROFIBUS-DP
0 0
Management van
het parameterka-
naal
Index-adressering
26
De gehele procedure voor de parametrering wordt met het byte 0: Management
gecoördineerd. Met dit byte worden belangrijke instructieparameters zoals service-iden-
tificatie, datalengte, uitvoering en status van de uitgevoerde instructie ter beschikking
gesteld. De volgende tabel laat zien, dat bit 0, 1, 2 en 3 de service-identificatie bezitten
en derhalve ook definiëren, welke instructie wordt uitgevoerd. Met bit 4 en bit 5 wordt
voor de Write-instructie de datalengte in byte aangegeven, die voor SEW-applicatiere-
gelaars over het algemeen op 4 byte moet worden ingesteld.
Tabel 10: Structuur van het management-byte
7 / MSB
6
5
Datalengte
00 = 1 Byte
01 = 2 Bate
10 = 3 Byte
11 = 4 Byte (moet ingesteld zijn!)
Handshake-Bit
moet bij cyclische overdracht bij elke nieuwe opdracht uitgewisseld worden
Status-bit
0 = geen fout bij de uitvoering van de instructie
1 = fout bij de uitvoering van de instructie
Bit 6 fungeert als handshake tussen besturing en applicatieregelaar. Hij activeert in de
applicatieregelaar de uitvoering van de overgedragen instructie. Daar bij PROFIBUS-
DP het parameterkanaal cyclisch met de procesdata overgedragen wordt, moet de uit-
voering van de instructie in de applicatieregelaar flankgestuurd met het handshake-bit
6 verricht worden. Daartoe wordt de waarde van dit bit voor elke nieuw uit te voeren in-
structie gewisseld (toggled). De applicatieregelaar signaleert met het handshake-bit of
de instructie al dan niet werd uitgevoerd. Zodra in de besturing het ontvangen hand-
shake-bit met het verzondene overeenstemt, is de instructie uitgevoerd. Het status-bit 7
laat zien, of de instructie juist kon worden uitgevoerd of fout was.
Met byte 2: Index-High en byte 3: Index-Low wordt de parameter bepaald, die via het
veldbussysteem gelezen of geschreven moet worden. De parameters van de applica-
tieregelaar worden onafhankelijk van het aangesloten veldbussysteem met een eendui-
dige index geadresseerd. Byte 1 moet als gereserveerd beschouwd worden en moet
over het algemeen op 0x00 gezet worden.
4
3
2
Instructie-identificatie
0000 = No Service
0001 = Read Parameter
0010 = Write Parameter
0011 = Write Parameter volatile
0100 = Read Minimum
0101 = Read Maximum
0110 = Read Default
0111 = Read Scale
1000 = Read Attribute
Handboek Veldbuscommunicatie PROFIBUS DFP21A
1
0 / LSB