Installatie
30
Verbindt de ingangen bijv. met contacten van,
schakelaars of met relais- of
magneetschakelaarcontacten.
Spanningsbereik van de ingangssignalen
Signaal „UIT": 0 V - 40 V
Signaal „AAN": 79 V - 264 V
Ingangsstroom
R1 tot R12
I1 t/m I6, I9 t/m I12:
I7, I8:
Kabellengten
Vanwege sterke stoorinvloeden op kabels kunnen de
ingangen zonder activeren van een signaal toestand
„1" signaleren. Gebruik daarovn de volgende
maximale kabellengten:
R1 t/m R12,
I1 t/m I6, I9 t/m I12: 40 m zonder extra
I7, I8:
Bij langere kabels kunt u een diode (bijv. 1N4007)
met bijv. 1 A, min. 1000 V sperspanning, in serie met
de „easy"-ingang schakelen. Let erop, dat de diode
net zoals in het schakelschema naar de ingang wijst,
anders herkent „easy" de toestand „1" niet.
0,5 mA/0,25 mA
bij 230 V/115 V
6 mA/4 mA
bij 230 V/115 V
bescherming
100 m zonder extra
bescherming