ingeschakeld. Het resultaat van de
spoelenaansturing blijft in de „easy" net zolang
opgeslagen, tot een nieuwe impuls de spoelen
wijzigt.
Hoe worden alle geheugenplaatsen gewist?
Wanneer „I3" is ingeschakeld, worden alle „R"-
spoelen van de geheugenplaatsen „M1" t/m „M4"
gereset, d.w.z. de spoelen worden uitgeschakeld.
Omdat het resetten aan het einde van het
schakelschema wordt ingevoerd, heeft het resetten
voorrang op set.
Hoe kan de waarde van een geheugenplaats
worden overgenomen?
Gebruik het maakcontact of het verbreekcontact van
de geheugenplaats „M1" t/m „M4" en bedraad deze
met een uitgangsrelais of in het schakelschema
overeenkomstig de opgave.
Looplicht
Een variant van de schuifregisterschakeling is een
automatische looplicht.
Een relais is altijd ingeschakeld. Het begint bij „Q1",
loopt tot „Q4" en begint dan weer met „Q1".
De hulprelais van de geheugenplaatsen „M1" t/m
„M4" worden door de relais „Q1" t/m „Q4"
vervangen.
De schuifpuls „I1" wordt via het
knipperrelais „T1"
geautomatiseerd. De
cyclusimpuls „M8" blijft
bestaan.
Schakel voorbeelden
Ü
w
S
n00.50n
Ä
sTRG
yRES
g
dT1
b +
119