M e t e r s , c o n t r o l e l a m p e n e n b e d i e n i n g s e l e m e n t e n
3.6 Beschrijving lijnendiagram
(E
)
VIB
Nr. 1 =
Overgang
Totaal aantal gemeten overgangen op deze baan.
Nr. 2 =
Rijrichting
Nr. 3 =
Machine-uitrusting
Nr. 4 =
Softwarestand van de meetinrichting
Nr. 5 =
Machinenummer
Nr. 6 =
Machinetype
Nr. 7 =
Amplitude
Getoond wordt met welke verticale amplitude de
machine op deze baan gewerkt heeft.
Nr. 8 =
E
-maximumwaarde
VIB
Nr. 9 =
E
-minimumwaarde
VIB
Nr. 10 = Gemiddelde E
Getoond wordt met welke verticale amplitude de
machine momenteel op deze baan gewerkt heeft.
Nr. 11 = E
-verandering
VIB
E
-verandering in %. Deze heeft altijd betrek-
VIB
king op de vorige overgang in dezelfde rijrichting.
Nr. 12 = Gemiddelde frequentie
Nr. 13 = Gemiddelde rijsnelheid
Toont de gemiddelde waarde van de op deze
overgang gereden snelheid.
i
Opmerking
Altijd dezelfde rijsnelheid kiezen om meetresulta-
ten niet te vervalsen.
Nr. 14 = Baanlengte
Gemeten baanlengte tussen START en STOP.
Nr. 15 = Lengte-rasterindeling
Dient voor het lokaliseren van afzonderlijke meet-
waarden op de meetwaardekromme.
i
Opmerking
De rasterlijnen markeren meetbaansecties met
een lengte van 5 m.
Opdeling van het meettraject (baanlengte op de
uitdraai) in vaste secties.
Nr. 16 = Kenmerking spronginformatie
*
alleen BTM prof
3 8
-waarde
VIB
Duidt een sterk springen/slingeren van de banda-
*
ge op het gekenmerkte deel van het traject aan
(dikke lijn).
i
Opmerking
Evt. kleinere amplitude kiezen!
Nr. 17 = Lengte-rasterlijn
Nr. 18 = Meetwaarde-rasterlijn
Nr. 19 = Diagramlijn
Toont de E
VIB
Met behulp van de rasterlijn kan de plaatselijke
toekenning van de E
een fout punt (te veel of te weinig verdichting) wor-
den bepaald.
Nr. 20 = Kenmerking spronginformatie
Duidt een springen van de bandage op het geken-
merkte deel van het traject aan (dunne lijn).
B O M A G
-waarde op elk punt op de walsbaan.
-waarde en de plaats van
VIB
BW 177 D-4