De rijrichting alleen veranderen bij stilstand.
De machine niet gebruiken voor het transport van
personen.
Bij ongewone geluiden en rookontwikkeling stop-
pen, de oorzaak vaststellen en de schade laten
opheffen.
Altijd voldoende afstand tot bouwputranden en
glooiingen houden en elke werkwijze achterwege
laten die de stabiliteit van de machine beïnvloedt.
Niet op hard beton, uitgehard bitumineus wegdek
of hard bevroren grond werken met trillen.
Bij het passeren van onderdoorgangen, bruggen,
tunnels, vrije elektrische leidingen enz. moet altijd
voldoende afstand worden gehouden.
Rijden op hellingen
Geen hellingen op rijden die groter zijn dan het
maximale stijgvermogen van de machine.
Op hellingen voorzichtig en altijd in een rechte lijn
naar boven of beneden rijden. Alvorens weg te rij-
den in het lage rijniveau schakelen.
Vochtige en losse ondergronden verminderen het
wegcontact van de machine bij hellingen aanzien-
lijk. Verhoogd ongevallenrisico!
Neiging
Afb. 5
De kantelhoek werd gemeten op een effen, harde
ondergrond bij stilstaande machine zonder stuur-
deflexie en trillen.
Bij losse ondergrond, versnelling/vertraging, inge-
schakeld trillen, geactiveerde besturing of aange-
bouwd toebehoren kan de kantelhoek aanzienlijk
verkleind worden.
Daarom het rijden dwars ten opzichte van de hel-
ling wegens aanzienlijk kantelgevaar en het daar-
BW 177 D-4
mee gepaard gaande verwondingsgevaar met de
dood als gevolg absoluut vermijden.
Daarom hellingen altijd in directe richting op- of af-
rijden.
Rijden in het verkeer
Snelheid aanpassen aan de werkvoorwaarden.
Beladen transportvoertuigen voorrang verlenen.
Bij slecht zicht de verlichting inschakelen.
Afstand houden tot randen en glooiingen.
Effect of de trilling controleren
Bij verdichtingswerkzaamheden met trillen moet
de uitwerking op gebouwen in de buurt en leidin-
gen in de grond (gas-, water-, riool-, stroomleidin-
gen) gecontroleerd worden en moeten de
verdichtingswerkzaamheden met trillen evt. ge-
staakt worden.
Trillen nooit inschakelen op verharde (bevroren,
gebetonneerde) ondergrond. Gevaar van lager-
schade!
De machine parkeren
De machine zo mogelijk op horizontale, effen, vas-
te ondergrond parkeren.
Vooraleer de machine te verlaten:
de hendel in neutrale positie zetten
l
de parkeerrem aantrekken
l
de motor afzetten en de contactsleutel aftrek-
l
ken
de cabine afsluiten
l
deze tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
l
Niet van de machine springen, maar de opstappen
en handgrepen gebruiken.
Afgezette machines, die een hindernis vormen,
gepast kenmerken.
Parkeren op hellingen
De machine tegen wegrollen beveiligen, door me-
talen blokken voor of achter de bandages te leg-
gen.
Tanken
De brandstofdampen niet inademen.
Enkel tanken als de motor en de verwarming zijn
afgezet.
B O M A G
V e i l i g h e i d s v o o r s c h r i f t e n
1 5