66
In bedrijf stellen
8.2
Tijdens het strooien
Niet in de buurt van de draaiende
strooischotels komen. Gevaar
voor
verwondingen
w e g g e s l i n g e r d e
kunstmestkorrels, personen
buiten de gevarenzone houden!
I
Indien met de strooier over een
grote
afstand
voorraadtrechters en gesloten
doseerschuiven
uitgeschakelde aandrijving
wordt gereden (transport naar
het perceel), voor aanvang van
het strooien, d.w.z. voor het
inschakelen van de aandrijving
van de strooischotels, de
doseerschuiven
openen.
Vervolgens
strooiaandrijving inschakelen
en kortstondig de strooier
stilstaand in werking zetten. Pas
daarna de doseerschuiven op
de gewenste strooihoeveelheid
instellen en met strooien begin-
nen..
I
Hydraulische aandrijving alleen
bij een laag motortoerental van
de trekker inschakelen.
I
Zorg voor een constante
rijsnelheid en toerental van de
strooischotels.
F
Gaan tijdens het strooien,
ondanks een gelijke instelling
van de doseerschuiven, de
trechters niet gelijkmatig leeg,
dan moet de basisafstelling van
I
door
F
met
volle
en
F
volledig
de
de doseerschuiven worden
gecontroleerd.
De technische toestand van de
strooischoepen
zwenkvleugels hebben een
belangrijke invloed op het
strooibeeld (banen strooien).
De
levensduur
van
strooischoepen
zwenkvleugels is afhankelijk van
gebruikte meststof, de gewerkte
tijd,
evenals
strooihoeveelheid.
Sommige strooimiddelen zoals
kieseriet, Excello-granulaten en
magnesiumsulfaat veroorzaken
een hogere slijtage van de
strooischoepen (als extra
uitvoering worden slijtvaste
schoepen aangeboden).
en
de
de
en
de