7.1.2
Instellen van de werkbreedte
voor de normale bemesting
en kant- of grensstrooien
De werkbreedte (afstand tussen de
rijsporen) voor het normale strooibeeld
wordt ingesteld met de stand van de
schoepen op de strooischotels.
In de regel kunnen alle werkbreedten wor-
den ingesteld, die binnen het bereik van de
betreffende
paren
strooischotels liggen (bij het strooien van
ureum kunnen zich afwijkingen voordoen).
Voor het grens- en kantstrooien kan door
de onafhankelijke instelling van de
toerentallen van beide strooischotels een
individuele aanpassing van de werpwijdte
van de strooischotel(s) voor de afstand van
het eerste spuitspoor [m] tot de perceelgrens
of perceelrand worden gerealiseerd.
De strooi-eigenschappen van de kunstmest
hebben een grote invloed op de werkbreedte
en het strooibeeld. Wij adviseren daarom
alleen goed gestructureerde kunstmest van
bekende leveranciers te gebruiken en met
de mobile testbaan de ingestelde
werkbreedte te controleren.
De belangrijkste factoren die de strooi-
eigenschappen beïnvloeden zijn:
•
korrelgrootte
•
soortelijk gewicht
•
oppervlakte ruwheid
•
vochtigheidsgraad.
"Omnia-Set"
Instellingen
43