BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
De bedieningselementen en instrumenten bevinden zich op het
bedieningspaneel, zoals hierboven is afgebeeld. Hieronder volgt een
beschrijving van alle instrumenten op het paneel:
ViewPort:
1.
grafische
prestatieparameters,
onderhoudshandleiding en onderdelencatalogus.
1A. Lampje hoge temperatuur uitlaatsysteem (HEST - High
Exhaust System Temperature): gaat branden bij verhoogde
uitlaattemperaturen als gevolg van een automatische of
handmatige DOC/SCR-regeneratie.
1B. Regeneratie-lampje: gaat branden wanneer het DOC/SCR-
systeem een hoge temperatuur nodig heeft voor de regeneratie.
1B. Regeneratie-lampje uitgeschakeld: gaat branden wanneer
regeneratie wordt uitgeschakeld door de regeneratieschakelaar.
1D. 'Wachten met starten'-lampje: gaat branden wanneer de
operator moet wachten alvorens de motor te starten omdat de
inlaatluchtverwarmer aan het opwarmen is.
1E. Lampje dieseluitlaatvloeistof: gaat branden bij een laag
dieseluitlaatvloeistof-peil.
Joystick: een instrument om mee te navigeren in het grafisch
2.
menu.
Hoofdschakelaar: wordt gebruikt om de compressor te starten
3.
en te stoppen.
3A. UIT: stopt de compressor.
3B. AAN: schakelt het compressor-regelsysteem en ViewPort in.
3C. DRAAIEN: schakelt het motor-regelsysteem in.
Schakelaar ciculatielucht: drukschakelaar. Zorgt ervoor dat de
4.
motor op kan warmen bij een lage compressordruk.
weergave
van
informatie
waarschuwingen,
BEDIENINGSINSTRUCTIES
Drukmeter luchtuitlaat: geeft de druk weer in de verzameltank,
5.
gewoonlijk tussen de 0 psi (kPa) en de nominale druk van de
machine.
Motortoerenteller: geeft het toerental van de motor in TPM weer
6.
van 0 bij stilstaande motor tot volledig toerental.
over
Urenteller: geeft het aantal bedrijfsuren van de machine aan.
7.
fouten,
Temperatuurmeter compressorolie: geeft de temperatuur aan
8.
van de compressorolie.
Brandstofpeilmeter: geeft het brandstofpeil in tank aan.
9.
Accuspanningsmeter: geeft de accuspanning aan.
10.
Temperatuurmeter motorwater: geeft de temperatuur aan van
11.
de motorolie.
NOODSTOP: noodstopdrukknop. Indrukken om te stoppen,
12.
draaien om weer los te zetten.
Paneelverlichting: verlicht het instrumentenbedieningspaneel.
13.
14.
Positie voor optionele schakelaars.
1B. Regeneratieschakelaar:
nabehandelingsregeneratie van de uitlaat bedienen.
Normale
nabehandelingsregeneratie in indien nodig.
Uitschakelstand: verhindert automatische en handmatige
nabehandelingsregeneratie.
Inschakelstand:
nabehandelingsregeneratie als de invoervoorwaarden zich
binnen het juiste bereik bevinden. Tijdelijke stand.
Peilmeter
16.
dieseluitlaatvloeistof-peil aan in de desbetreffende tank.
Startschakelaar: initieert het aanslingeren van de motor.
17.
Tijdelijke stand.
hiermee
kan
de
stand:
schakelt
verzoek
tot
handmatige
dieseluitlaatvloeistof:
9/274, 9/304, 12/254, 17/244, 21/224
13
operator
de
automatische
(niet-kritische)
geeft
het