8.3
Motorbeveiliging
De MSF 2.0 softstarter is voorzien van verschillende motor-
beveiligingsfuncties. De volgende menu's zijn beschikbaar
voor het configureren van deze beveiligingsmethode:
[220]-[223] Thermische motorbeveiliging
[224]-[227] Startbegrenzing
[228]-[229] Rotor vast
[230] Enkelvoudig faseverlies
[231] Starttijd stroombegrenzing verstreken
Voor deze beveiligingsmethodes zijn de volgende opties
beschikbaar (mogelijk zijn niet alle opties beschikbaar voor
alle beveiligingsmethodes, raadpleeg de beschrijving van het
betreffende menu voor nadere gegevens):
Off
De beveiligingsmethode is uitgeschakeld.
Waarschuwing
De betreffende alarmmelding wordt op het display weerge-
geven en relais K3 wordt geactiveerd (voor standaardconfi-
guratie van de relais). De motor wordt echter niet stopgezet
en de werking wordt niet onderbroken. De alarmmelding
verdwijnt en het relais wordt gereset als de storing verdwijnt.
Het alarm kan ook handmatig worden gereset.
Uitlopen
De betreffende alarmmelding wordt op het display weerge-
geven en relais K3 wordt geactiveerd (voor standaardconfi-
guratie van de relais). De motorspanning wordt automatisch
uitgeschakeld. De motor loopt in vrijloop uit tot stilstand.
Stop
De betreffende alarmmelding wordt op het display weerge-
geven en relais K3 wordt geactiveerd (voor standaardconfi-
guratie van de relais). De motor wordt stopgezet volgens de
stopinstellingen in menu's [320] – [325].
Rem
De betreffende alarmmelding wordt op het display weerge-
geven en relais K3 wordt geactiveerd (voor standaardconfi-
guratie van de relais). De remfunctie wordt geactiveerd
volgens de remmethode die is geselecteerd in menu [323] en
de motor wordt stopgezet volgens de alarmreminstellingen
in menu's [326] - [327] (remkracht en remtijd).
8.3.1 Thermische motorbeveiliging
Met de MSF 2.0 kan een intern thermisch model van de
motor of een extern signaal vanuit een PTC worden
gebruikt voor de thermische motorbeveiliging. Ook is het
mogelijk om beide beveiligingsmethodes te combineren.
Lichte overbelasting gedurende lange tijd en meerdere over-
belastingen van korte duur worden met beide methoden
gedetecteerd.
46
Functiebeschrijving
Thermische motorbeveiliging [220]
De thermische motorbeveiliging wordt geactiveerd door een
alarmmaatregel te selecteren in menu [220]. Hierna zullen
menu's [221] – [223] beschikbaar zijn, zodat het type bevei-
liging (intern en/of PTC) kan worden geselecteerd. Als de
werking is onderbroken door een alarm van de thermische
motorbeveiliging, zijn een handmatige reset en een nieuw
startsignaal vereist om de motor te herstarten. De reset en
het startsignaal kunnen worden gegeven via het bedienpa-
neel, extern of via de seriële communicatie, afhankelijk van
de in menu [200] geselecteerde besturingsbron. Ongeacht de
geselecteerde besturingsbron kunt u altijd resetten via het
bedienpaneel.
LET OP: Een reset via het bedienpaneel zal nooit de
motor starten.
2 2 0
2
Standaard:
2 (Uitlopen)
Instelbereik:
oFF, 1, 2, 3, 4
De thermische motorbeveiliging is uitge-
oFF
schakeld.
1
Waarschuwing
2
Uitlopen
3
Stop
4
Rem
PTC-ingang [221]
Dit menu is beschikbaar als in menu [220] thermische
motorbeveiliging is ingeschakeld. Om gebruik te maken van
de PTC-functies sluit u de PTC aan op aansluitklemmen 69
en 70 (zie fig. 53). Als de motor te heet wordt (PTC-weer-
stand boven 2,4 kOhm) zal een F2-alarm optreden. Het
alarm blijft actief totdat de motor is afgekoeld (PTC-weer-
stand onder 2,2 kOhm).
2 2 1
o F F
Standaard:
oFF
Instelbereik:
oFF, on
oFF
Motor PTC-ingang is uitgeschakeld.
on
Motor PTC-ingang is ingeschakeld.
LET OP: Open aansluitklemmen zullen onmiddellijk een
F2 alarm opleveren. Zorg ervoor dat de PTC altijd aange-
sloten is of dat de aansluitklemmen kortgesloten zijn.
Setting
Thermische motorbeveiliging
(alarmcode F2)
Setting
PTC-ingang
Emotron AB 01-4135-03r1