2.
Beschrijving
In dit hoofdstuk worden verschillende startmethodes voor
inductiemotoren uitgelegd en vergeleken. Er wordt uitge-
legd hoe softstarters met koppelbesturing werken en wat
hun voordelen en beperkingen zijn ten opzichte van andere
startmethodes.
Eerst krijgt u in sectie 2.1 een kort overzicht van de theoreti-
sche achtergronden van het starten van inductiemotoren.
Vervolgens worden de verschillende startmethodes op basis
van het gebruik van gereduceerde spanning beschreven en
vergeleken. In dit hoofdstuk wordt ook gekeken naar soft-
starters met koppelbesturing. In sectie 2.3 wordt een aantal
reguliere startmethodes op basis van andere natuurkundige
beginselen uitgelegd. Aan de hand van deze informatie zul-
len enige beperkingen voor de starters op basis van geredu-
ceerde spanning duidelijk worden. In sectie 2.4 wordt kort
geanalyseerd welke toepassingen baat kunnen hebben bij het
gebruik van een softstarter.
2.1
Theoretische achtergrond
Bij de volgende twee secties gaat het om motoren met kooi-
rotoren. Anders dan een wikkelingsrotor bestaat de kooiro-
tor uit rechte geleiders die aan beide uiteinden zijn
kortgesloten.
Als een dergelijke motor rechtstreeks wordt aangesloten op
de lijnspanning, zal deze normaal gesproken een startstroom
van 5 tot 8 keer zijn nominale stroom gebruiken, terwijl het
resulterende startkoppel zo'n 0,5 tot 1,5 keer het nominale
koppel bedraagt. Op de volgende afbeelding ziet u een typi-
sche startkarakteristiek. De x-as geeft het toerental ten
opzichte van het nominale toerental aan, terwijl de y-as res-
pectievelijk het koppel en de stoom aangeeft, ook weer
genormaliseerd t.o.v. de nominale waarden. De stippellijn
geeft de nominale waarden aan.
Koppel
T/T
n
2.5
2
1.5
1
0.5
0
0
Fig. 3
Typische koppelkarakteristieken voor de DOL-start
Emotron AB 01-4135-03r1
n/n
0.5
1
I/I
8
n
7
6
5
4
3
2
1
0
0
Fig. 4
Typische stroomkarakteristieken voor de DOL-start
Voor veel industriële toepassingen is direct online-starten
niet geschikt, omdat de voeding in dat geval in staat moet
zijn om de onnodig hoge startstroom te leveren. Bovendien
hebben de meeste toepassingen geen enkel profijt van het
hoge startkoppel. Daarentegen bestaat er wel gevaar voor
mechanische slijtage of zelfs schade door het schokken bij
het opvoeren van het toerental.
Het acceleratiekoppel wordt bepaald door het verschil tussen
motor- en belastingskoppel. De figuur hieronder laat enkele
typische koppelkarakteristieken zien voor toepassingen met
constant toerental. Ter vergelijking is de koppelkarakteris-
tiek van de inductiemotor aan het diagram toegevoegd.
T/T
n
2.5
2
1.5
1
0.5
0
0
n
Fig. 5
Typische karakteristieken voor belastingskoppel
Stroom
0.5
1
Koppel
0.5
1
Beschrijving
n/n
n
n/n
n
9