13
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
4.1 VOORAFGAANDE CONTROLES
f
Alle elektrische aansluitingen moeten tot stand wor-
den gebracht terwijl de netspanning uitgeschakeld en
de bufferbatterij (als deze aanwezig is in de automati-
sering) losgekoppeld is.
a
De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door
gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Doe het volgende om de elektrische aansluitingen tot stand te brengen:
1.
verwijder de schroeven en verwijder het beschermende deksel
(A)
14
A
8 – NEDERLANDS
A
B
RN2040
A
RN2080 - RN2480
2.
voer de voedingskabel door het eerder geboorde gat in de veer-
houder-as
3.
als de reductiemotor voorzien is van een elektrische rem, steek
dan de huls van de rem door het tweede gat in de veerhou-
der-as
15
4.
breng de aansluitingen tot stand volgens de aanwijzingen in
"Afbeelding 16"
5.
als de aansluitingen tot stand zijn gebracht, vergrendelt u de
voedingskabel door het beschermende deksel (A) op zijn plaats
vast te draaien.
4.2 SCHEMA EN BESCHRIJVING VAN DE
AANSLUITINGEN
16
RN2040
A
RN2080 - RN2480
A
A Aansluitklem ingangen netvoeding
B Knoppen handmatige bediening
C Omnipolaire inrichting
B
L
N
C
230 Vac
50 Hz
B
N
L
C
230 Vac
50 Hz