Gekoppelde printers instellen
1
Druk op [Link Mode] in het scherm
Admin..
2
Druk op [Koppeleigensch.].
3
Selecteer een tabblad voor de
gekoppelde printer.
LET OP:
• U kunt maximaal 6 gekoppelde printers invoeren.
Als u een gekoppelde printer (apart verkocht) gebruikt
4
Selecteer de toets voor het invoeren
van informatie.
LET OP:
• Druk op
andere functies die niet op het scherm worden
weergegeven.
5
Wijzig de instellingen.
Zie "Lijst instellingen gekoppelde printers"
( p.244) voor het wijzigen van de instellingen.
LET OP:
• Als er afzonderlijke instellingsschermen voor
de functie zijn, configureert u de benodigde
instellingen en drukt u op [OK]. Hiermee keert u
terug naar het scherm Koppeleigenschappen.
De wijzigingen zijn doorgevoerd. Druk op
[Afbrek] als u de wijzigingen wilt annuleren en
naar het scherm Koppeleigenschappen wilt
teruggaan.
6
Druk op
Het basisscherm wordt opnieuw weergegeven en
de instellingen voor "Admin." zijn bijgewerkt.
Gekoppelde printers instellen [Koppeleigensch.]
of
voor het weergeven van
.
243