Geavanceerde functies
Taakgeheugen opslaan
1
Voer de verschillende instellingen
voor de afdruktaak in.
2
Druk op [Taakgeheug] in het scherm
Functies.
LET OP:
• U kunt het scherm Taakgeheugen ook weerge-
ven door op de toets
aantaltoetsen) te drukken.
3
Druk op een toets die nog niet wordt
gebruikt.
Ongebruikte toetsen worden weergegeven met
een ononderbroken lijn.
Gebruikte toetsen worden grijs weergegeven en
zijn niet beschikbaar.
LET OP:
• Als u het scherm met
u eerst op [Register] en selecteert u vervol-
gens een beschikbare toets.
164
Taakgeheugenfuncties gebruiken [Taakgeheug]
(naast de afdruk-
hebt geopend, drukt
4
Bevestig de instellingen.
Druk op
en doorloop het scherm om alle
onderdelen te controleren.
LET OP:
• Als u een instelling wilt wijzigen, drukt u op
[Afbrek] en begint u opnieuw. (Ga terug naar
stap 1.)
5
Druk op [OK].
Hiermee keert u terug naar het scherm Taakge-
heugen. De instellingen zijn bijgewerkt.
U kunt elk taakgeheugen een naam geven. Zie
stap 2 onder "Een taakgeheugen hernoemen"
( p.167).