.CZ`<<`.
B
|Ö¼
1
2
1 Middelste afdekkap
2 Middelste zijafdekking
3 Afdekkingshouder
4 Schroeven en ringen
2 2 2
1
1 Montagehoek
2 Bijkomende daklatten
Wanneer de collectoren boven elkaar worden geplaatst, worden
de bijkomende daklatten voor de onderste collectorrij aange-
bracht, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk.
f Monteer voor de bovenste collectorrij op een afstand van
400 mm analoog aan de onderste collectorrij bijkomen-
de daklatten (twee daklatten onder en een daklat boven
op een afstand van 2080 mm van de binnenkant van de
montagehoek).
Ô
ZH<
¼ ê
2
3
4
2
f Monteer de onderste collectorrij zoals beschreven in het vo-
rige hoofdstuk.
f Boor voor de schroefkoppeling de tien bevestigingspunten
per collector voor ( 4,5).
f Bevestig in een eerste stap alleen de vier schroeven aan het
onderste uiteinde van de collector. De zes schroeven aan het
bovenste uiteinde worden geplaatst, wanneer de tussenaf-
dekking wordt bevestigd.
1
2
1 Middelste afdekkap
2 Middelste zijafdekking
3 Loodplaat
4 Afdekkingshouder
f Bevestig voor de bovenste collectorrij de loodplaat op de
twee bijkomend gemonteerde daklatten. De loodplaat moet
de daklatten en de reeds gemonteerde collectoren (onderste
collectorrij) 100 mm overlappen.
f Monteer de bovenste collectoren analoog aan de onderste.
Begin weer met de afsluitstrip van het rechtercollectorveld.
f Bevestig de middelste zijafdekking en de afdekkingshouder
met de collector op de daklatten. Gebruik daarvoor de zes
bevestigingspunten aan het bovenste uiteinde van de collec-
tor van de onderste collectorrij. De zijafdekking moet slechts
een keer links en rechts op het collectorveld worden gemon-
teerd en niet aan elke collector.
f Breng de doorvoeren en collectorverbindingen aan zoals be-
schreven in het vorige hoofdstuk.
3
4
2
ê¼¼ùé¼ù