.CZ`<<`.
B
|Ö¼
f Boor voor de schroefkoppeling de daklatten op de overeen-
komstige plaatsen voor (Ø 4,5 mm). Per collector zijn tien
bevestigingspunten voorzien; vier bevestigingspunten aan de
onderzijde van de collector en zes aan de bovenzijde.
f Schroef de collector vervolgens op de daklatten. Zorg er bij
de rechtercollector voor dat de rechterzijafdekking ook wordt
vastgeschroefd en bij de linkercollector dat de linkerzijafdek-
king wordt vastgeschroefd.
10.3.5 Dakdoorvoer
f Verwijder de afdekking van de collectoraansluiting.
f Steek de steekverbinding van de "dakdoorvoer met sensor-
kabel" in de collectoraansluiting aan de aanvoerzijde van het
collectorveld.
f Monteer de aansluitklemmen op de overgang tussen collec-
tor en steekverbinding.
ZH<
¼ ê
f Zet de aansluitklemmen vast door de vergrendeling naar bin-
nen te klappen.
f Draai de moeren los op het vrije uiteinde van de
dakdoorvoer.
f Steek de dakdoorvoer door de eerder gemaakte boring.
f Schroef de moer op de achterzijde van de afdekplaat op de
dakdoorvoer.
f Monteer de dakdoorvoer overeenkomstig aan de retourzijde
van het collectorveld.
10.3.6 Collectoren verbinden
Om de collectoren te verbinden wordt de steekverbinding SV-I
gebruikt (zie "Vereiste accessoire").
De gemonteerde aansluitingen mogen niet worden verdraaid en
nageregeld.
ê¼¼ùé¼ù