FUNCTIES EN BEDIENINGSORGANEN
Functies en bedieningsorganen
Brandstofkraan voor ingebouwde brandstoftank - Draai de kraan omhoog om hem te sluiten of omlaag om
hem te openen. Als een optionele losse brandstoftank wordt gebruikt, draait u de kraan omhoog bij gebruik
van de losse brandstoftank. Draai de kraan omlaag bij gebruik van de ingebouwde brandstoftank.
•
Gebruik van ingebouwde brandstoftank - draai de kraan omhoog om hem te sluiten (brandstofstroom
stopt). Draai de kraan omlaag om hem te openen (brandstof stroomt).
•
Gebruik van losse brandstoftank - Draai de kraan omhoog om hem te sluiten als u de losse
brandstoftank gebruikt. Koppel de slang van de losse brandstoftank los als u de ingebouwde
brandstoftank gebruikt.
a -
brandstofkraan
b -
open stand
c -
gesloten stand
Chokeknop - Trek volledig uit voor het starten van een koude motor. Druk tot halverwege in tijdens het
warmlopen van de motor. Druk helemaal in als de motor is warmgelopen.
Oliedruklampje - Als de oliedruk te laag is, gaat het oliedruklampje branden. Zet de motor zo snel mogelijk af
als het oliedruklampje gaat branden terwijl de motor loopt. Controleer het motoroliepeil en voeg zo nodig olie
toe. Neem contact op met de dealer als het oliedruklampje blijft branden terwijl het oliepeil correct is.
Motorstopschakelaar/dodemansschakelaar - Druk de schakelaar in of trek aan het dodemanskoord om de
motor af te zetten. De motor start niet als het dodemanskoord niet met de stopschakelaar verbonden is.
Connector voor losse brandstoftank - Voor de optionele losse brandstoftank.
a
b
c
e
a
c
b
45611
a -
chokeknop
b -
oliedruklampje
d
c -
dodemansschakelaar
d -
connector losse brandstoftank
e -
dodemanskoord
45613
30
nld