INSTALLATIE
Voorbereidingen
9.
Voorbereidingen
9.1
Geluidsemissie
Het toestel is aan de luchtingangszijde en aan de luchtuitgangs-
zijde luider dan aan de twee gesloten zijden. Neem bij de keuze
van de montageplaats de volgende aanwijzingen in acht.
Aanwijzing
Meer gegevens over het geluidsvermogensniveau vindt u
in het hoofdstuk "Technische gegevens/gegevenstabel".
9.1.1 Geluidsemissie bij buitenopstelling
- Gazons en beplantingen helpen om de verspreiding van het
geluid te verminderen.
- De geluidsuitbreiding kan door dichte palissaden worden
gereduceerd.
f Zorg ervoor dat de richting van de luchtingang overeenkomt
f
met de hoofdwindrichting. De lucht mag niet tegen de wind
in worden aangezogen.
f Zorg ervoor dat de luchtingang of -uitgang niet is gericht op
f
de geluidsgevoelige ruimtes van het huis, bijv. slaapkamers.
f Vermijd opstelling op grote weerkaatsende vloeren, bijv.
f
plaatbekleding.
f Vermijd opstelling tussen reflecterende muren van het ge-
f
bouw. Reflecterende muren van het gebouw kunnen het ge-
luidsniveau verhogen.
9.1.2 Geluidsemissie bij binnenopstelling
- Opstelling op balkenplafonds is niet toegestaan.
f Plaats het toestel niet direct onder of naast woon- of
f
slaapkamers.
f Let op dat de luchtingangs- en -uitgangsopeningen in de bui-
f
tenmuren niet op de ernaast gelegen ramen van woon- en
slaapkamers zijn gericht.
8
| WPL E | WPL cool
9.2
Minimumafstanden
9.2.1 Buitenopstelling
≥500
≥500
≥500
f Plaats het toestel niet in een nis. Twee zijden van het toestel
f
moeten vrij blijven.
f Houd de minimale afstanden aan om een storingsvrije
f
werking van het toestel te waarborgen en onderhoudswerk-
zaamheden aan het toestel mogelijk te maken.
f Om luchtkortsluitingen te voorkomen moet u bij ombouwing
f
en met name bij onderlinge cascades de minimale afstanden
aanhouden. Het debiet aan de zijde van de warmtebron (zie
hoofdstuk "Technische gegevens/gegevenstabel") moet wor-
den nageleefd.
Toestel- en milieuschade
!
Let erop dat de buitenlucht ongehinderd het toestel moet
kunnen binnentreden en de uitlaatlucht ongehinderd het
toestel moet kunnen verlaten.
Als de luchtingang en -uitgang van het toestel door na-
bijgelegen objecten wordt gehinderd, kan dit leiden tot
thermische kortsluiting.
f Zorg ervoor dat het toestel niet wordt ingesloten door nabij-
f
gelegen objecten, bijv. gebouwen, muren of hekwerken.
f Houd eventueel een grotere afstand tot de nabijgelegen ob-
f
jecten aan.
Toestel- en milieuschade
!
Het luchtdebiet mag niet kleiner zijn dan het minimale
luchtdebiet van het toestel. Wanneer het luchtdebiet klei-
ner is dan het minimale luchtdebiet, is een storingsvrije
werking van het toestel niet gegarandeerd.
f Zorg ervoor dat het minimale luchtdebiet wordt aangehou-
f
den. Zie daarvoor de gegevens in het hoofdstuk "Technische
gegevens/gegevenstabel".
f Houd eventueel een grotere afstand tot de nabijgelegen ob-
f
jecten aan.
Als de luchtafvoerkant van het toestel op een muur is gericht, is
het mogelijk dat er condens op de muur ontstaat door de koele
lucht uit de luchtafvoer.
≥1000
www.stiebel-eltron.com